Besluit einde wachttijd en uitlooptermijn WAO, WAZ en Wajong 1999
Bijlage
Geldend
Geldend vanaf 14-07-1999
- Bronpublicatie:
10-08-2000, Stcrt. 2000, 158 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-07-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-08-2000, Stcrt. 2000, 158 (uitgifte: 01-01-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Verzekeringen
- a.
Het Lisv hanteert terzake van het al dan niet toekennen van voorschotten, het terugvorderen van voorschotten, het al dan niet toekennen respectievelijk voortzetten van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) per einde wachttijd respectievelijk per einde toekenningstermijn het navolgende beleid.
Onder wachttijd wordt verstaan het tijdvak van 52 weken bedoeld in artikel 19 WAO, artikel 7 WAZ en artikel 6 Wajong.
Onder toekenningstermijn wordt verstaan de periode van 5 jaar waarover op grond van artikel 34 WAO, artikel 35 WAZ en artikel 28 Wajong de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend.
- 1.
De uitvoeringsinstelling licht de verzekerde schriftelijk in omtrent de bevindingen over zijn arbeidsongeschiktheid, de ingangsdatum van de uitkering of de datum waarop uitkering geweigerd wordt en de arbeidsmogelijkheden. Dit kan via een brief (schriftelijke aanzegging) of de beslissing.
- 2.
De uitvoeringsinstelling kent geen arbeidsongeschiktheidsuitkering toe, indien voor einde wachttijd of toekenningstermijn schriftelijk aan de verzekerde is aangezegd dat hij per einde wachttijd respectievelijk toekenningstermijn minder dan 15/25% arbeidsongeschikt is. De uitvoeringsinstelling kent eveneens geen arbeidsongeschiktheidsuitkering toe indien de verzekerde het werk vóór einde wachttijd heeft hervat en deze hervatting aanleiding geeft tot de conclusie minder dan 15/25% per einde wachttijd.
- 3.
De uitvoeringsinstelling kent arbeidsongeschiktheidsuitkering toe naar het door hem aan de verzekerde aangezegde percentage, indien voor einde wachttijd of toekenningstermijn schriftelijk aan de verzekerde is aangezegd dat hij per einde wachttijd of toekenningstermijn meer dan 15/25% arbeidsongeschikt is. Bij onzekerheid omtrent de hoogte van de uitkering kan voorlopig een voorschot worden toegekend.
- 4.
Indien de verzekerde tijdig (binnen 9 maanden na aanvang arbeidsongeschiktheid) een aanvraag heeft ingediend, op einde wachttijd nog geen aanzegging heeft plaatsgevonden en er geen loondoorbetalingsplicht is voor de werkgever en ook geen recht op wachtgeld ten laste van de werkgever bestaat, verstrekt de uitvoeringsinstelling per einde wachttijd een voorschot naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
De uitvoeringsinstelling deelt aan de verzekerde mee dat een voorschot wordt verstrekt. Een eventuele arbeidsongeschiktheidsuitkering gaat per einde wachttijd in.
- 5.
Indien de voorlopige gegevens van de uitvoeringsinstelling daartoe aanleiding geven kan de uitvoeringsinstelling een lager voorschot verstrekken of voorschot weigeren.
Voor het eventueel resterende deel wordt de verzekerde schriftelijk gewezen op de mogelijkheid een WW-uitkering of een bijstandsuitkering aan te vragen.
- 6.
Indien de verzekerde tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 3 maanden vóór het verstrijken van de toekenningstermijn of binnen 4 weken nadat hij een eventueel latere kennisgeving met betrekking tot de mogelijkheid een arbeidsongeschiktheidsuitkering aan te vragen van de uitvoeringsinstelling heeft ontvangen, een aanvraag heeft ingediend wordt de uitkering voortgezet tot de dag na de datum van de beschikking op de aanvraag indien niet tijdig binnen de wettelijk voorgeschreven termijn een beslissing is genomen. De uitkering wordt echter tenminste voortgezet tot einde toekenningstermijn.
- 7.
Indien de verzekerde na tijdige aanvraag van een arbeidsongeschiktheidsuitkering zonder goede reden niet op het spreekuur van de verzekeringsarts is verschenen en daardoor nog geen aanzegging heeft plaats kunnen vinden, wordt geen voorschot verstrekt en wordt een eventuele verstrekking van een arbeidsongeschiktheidsuitkering uitgesteld.
Wanneer blijkt dat, nadat de verzekerde alsnog op het spreekuur is verschenen, recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat, wordt deze alsnog toegekend per einde wachttijd. Zowel in geval van toekenning van uitkering per einde wachttijd als in geval van voortzetting van de uitkering na einde toekenningsperiode kan op grond van het Maatregelenbesluit een maatregel worden opgelegd.
- 8.
In het geval dat de aanzegging door de uitvoeringsinstelling niet voor einde wachttijd respectievelijk toekenningsperiode heeft plaats gevonden omdat de verzekerde de aanvraag te laat heeft ingediend, wordt een eventuele toekenning respectievelijk voortzetting van een arbeidsongeschiktheidsuitkering uitgesteld totdat bij de uitvoeringsinstelling duidelijkheid bestaat omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid. De uitvoeringsinstelling wijst de verzekerde op de eventuele mogelijkheid om een WW-voorschot te vragen.
Indien reeds bij einde wachttijd duidelijk is dat de verzekerde geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, verstrekt de uitvoeringsinstelling een voorschot op grond van de WAO, WAZ of Wajong.
Wanneer bij het einde van de toekenningstermijn duidelijk is dat de verzekerde geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, wordt de uitkering voortgezet daarbij rekening houdend met de mate van arbeidsongeschiktheid.
- 9.
Indien er een voorschot verstrekt wordt, wordt betrokkene er uitdrukkelijk op gewezen dat het recht op of de hoogte van de uitkering nog niet vaststaat en dat het ten onrechte of teveel verstrekte voorschot teruggevorderd zal worden indien blijkt dat geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat of dat recht bestaat op een lager bedrag dan aan voorschot is betaald.
- 10.
Zodra definitieve vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft plaatsgevonden, wordt de voorschotverstrekking gestaakt.
- 11.
Het voorschot wordt vervolgens ingetrokken met ingang van de dag waarop het is toegekend en wordt teruggevorderd. Wordt over dezelfde periode als waarin het voorschot is verstrekt een arbeidsongeschiktheidsuitkering of een andere uitkering toegekend dan wordt eerst verrekend met die toegekende uitkering. Een eventueel resterend deel van het voorschot wordt teruggevorderd.
- 12.
Het voorschot komt ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas, het Arbeidsongeschiktheidsfonds zelfstandigen respectievelijk het Arbeidsongeschiktheidsfonds Jonggehandicapten. Het Lisv vergoedt aan een eigen risicodrager een door hem onterecht of teveel betaald voorschot. Deze vergoeding komt ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.
- 13.
Bij het verstrekken van voorschotten vindt dezelfde voorlichting plaats als bij een reguliere uitkering. Dat wil zeggen dat ook bij voorschotverlening betrokkene gewezen dient te worden op de verplichtingen en de consequenties bij overtreding daarvan.
- b.
Het Lisv hanteert bij beslissingen over het intrekken of verlagen van toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in verband met vermindering van arbeidsongeschiktheid het volgende beleid inzake het al dan niet in acht nemen van een uitlooptermijn. Onder uitlooptermijn wordt verstaan de termijn gedurende welke de arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt voortgezet te rekenen vanaf de dag na datum waarop de uitvoeringsinstelling de schriftelijke aanzegging of beslissing heeft verzonden.
- 1.
De uitvoeringsinstelling licht de verzekerde schriftelijk in omtrent de bevindingen over zijn arbeidsongeschiktheid en de arbeidsmogelijkheden. Dit kan via een brief (schriftelijke aanzegging) of de beslissing.
- 2.
De uitvoeringsinstelling trekt de toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering in dan wel verlaagt deze nadat de schriftelijke aanzegging of beslissing is verzonden, indien de verzekerde geschikt is voor het eigen werk bij zijn werkgever dan wel voor passend werk dat bij zijn werkgever beschikbaar is, en per de datum waarop de verzekerde in dit werk kan hervatten.
- 3.
De uitvoeringsinstelling trekt de toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering in dan wel verlaagt deze, in andere gevallen dan de gevallen genoemd in voorgaande volzin, met inachtneming van een uitlooptermijn van twee maanden, welke aanvangt op de dag na datum waarop de schriftelijke aanzegging of beslissing is verzonden.
In afwijking van het voorgaande vangt de uitlooptermijn van twee maanden voor een in het buitenland woonachtige verzekerde aan, zeven (kalender)dagen nadat de schriftelijke aanzegging of beslissing is verzonden.
- 4.
De uitvoeringsinstelling trekt de toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering in dan wel verlaagt deze met inachtneming van een uitlooptermijn van zes maanden, welke aanvangt zeven (kalender)dagen na datum waarop de schriftelijke aanzegging is verzonden, in de situaties waarin zich het volgende feitencomplex heeft voorgedaan:
- —
de verzekerde heeft zich met medeweten van de uitvoeringsinstelling met behoud van uitkering gevestigd in het buitenland;
- —
de verzekerde is reeds lange tijd in het genot van een arbeidsongeschiktheidsuitkering (langer dan 5 jaar);
- —
de intrekking dan wel de verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering is gebaseerd op geschiktheid van de verzekerde voor andere algemeen geaccepteerde arbeid dan zijn werk bij zijn werkgever;
- —
de verzekerde kan in verband met zijn verblijfsrechtelijke positie niet rekenen op voldoende steun van de uitvoeringsinstelling bij het vinden van arbeid en is daarover door de uitvoeringsinstelling voor of bij zijn vertrek niet voorgelicht.
Nadere inlichtingen kunnen worden verkregen bij het Landelijk instituut sociale verzekeringen, postbus 74765, 1070 BT Amsterdam.