Einde inhoudsopgave
Regeling eed of belofte financiële sector 2015
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2015
- Bronpublicatie:
12-12-2014, Stcrt. 2014, 37261 (uitgifte: 24-12-2014, regelingnummer: FM2014/1237M)
- Inwerkingtreding
01-04-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2014, Stcrt. 2014, 37261 (uitgifte: 24-12-2014, regelingnummer: FM2014/1237M)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Personen als bedoeld in de artikelen 3:8, eerste lid, 3:17b, eerste en tweede lid, 4:9, eerste lid, en 4:15a, eerste lid, van de wet, leggen binnen drie maanden na aanvang van hun werkzaamheden voor de onderneming een eed of belofte af, indien mogelijk ten overstaan van een persoon in een hogere functie.
2.
Onder persoon in een hogere functie wordt verstaan:
- a.
een beleidsbepaler in een hogere functie, indien de persoon die de eed of belofte aflegt de functie van beleidsbepaler uitoefent;
- b.
de voorzitter van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, indien de persoon die de eed of belofte aflegt de hoogste functie binnen de onderneming uitoefent;
- c.
de voorzitter van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, indien de persoon die de eed of belofte aflegt een lid van dat orgaan is;
- d.
het langstzittende lid van het orgaan dat belast is met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de onderneming, indien de persoon die de eed of belofte aflegt de voorzitter van dit orgaan is;
- e.
een andere persoon werkzaam bij of onder verantwoordelijkheid van de onderneming, ten overstaan van wie de eed of belofte op betekenisvolle wijze kan worden afgelegd, indien de persoon die de eed of belofte aflegt een persoon als bedoeld in de artikelen 3:17b, eerste en tweede lid, en 4:15a, eerste lid, van de wet, is;
- f.
indien de onderdelen a tot en met e niet van toepassing zijn: een andere persoon werkzaam bij of onder verantwoordelijkheid van de onderneming.
3.
In afwijking van het eerste lid kan, met instemming van de onderneming, de eed of belofte tevens ten overstaan van een bestuurslid van de betrokken branche- of beroepsorganisatie worden afgelegd, in tegenwoordigheid van een vertegenwoordiger van de onderneming of een andere vertegenwoordiger van de branche- of beroepsorganisatie.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing, indien betrokkene al eerder werkzaam is geweest voor de onderneming en hij aantoonbaar in die hoedanigheid reeds een gelijkluidende eed of belofte heeft afgelegd, tenzij er sinds het beëindigen van werkzaamheden voor de onderneming inmiddels meer dan vijf jaren zijn verstreken.