Traktaat tot definitieve regeling der wederzijdsche regten en belangen
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1843
- Bronpublicatie:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-02-1843
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Nederlandsche Gouvernement verbindt zich nieuwe vuurbaken op te rigten te Terneuzen en te Bath, gelijk mede die beide vuren, mitsgaders de vuren, die reeds te Vlissingen en te West-Capelle bestaan te onderhouden, alles zoo als zulks met gemeen overleg door de gemengde commissie te Antwerpen zal worden vastgesteld.
2.
Van eene andere zijde wordt door het Belgische. Gouvernement, ter vergoeding der kosten door de Nederlanden uit dien hoofde te dragen, en vooral uit aanmerking van de daarstelling van nieuwe vuren, toegestemd in de heffing van een regt van 3 centen Nederlandsch per ton bij het opvaren, zoo mede 3 centen Nederlandsch per ton bij het afvaren, hetwelk zal worden geïnd op dezelfde wijze en door dezelfde agenten, als het eenige scheepvaartsregt, vermeld in § 3 van art. 9 van het traktaat van 19 April 1839.
3.
Het zal echter aan het Belgische Gouvernement vrijstaan, ter vervanging van het bij bovenstaande paragraaph vastgestelde regt, eene jaarlijksche som van f 10,000 te betalen,
4.
Dat regt of die vergoeding zal niet worden betaald dan na de uitwisseling van de bekrachtigingen der, naar luid van het tegenwoordige traktaat, te maken reglementen en na de daarstelling der bovengenoemde nieuwe vuren.