Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1351 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013
Artikel 29 Afgifte van verblijfstitels of visa
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Wanneer de verzoeker houder is van een geldige verblijfstitel, is de lidstaat die die titel heeft afgegeven verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
2.
Wanneer de verzoeker houder is van een geldig visum, is de lidstaat die dat visum heeft afgegeven verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, tenzij dat visum namens een andere lidstaat is afgegeven uit hoofde van een vertegenwoordigingsregeling zoals voorzien in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 810/2009. In dat geval is de vertegenwoordigde lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.
3.
Wanneer de verzoeker houder is van meerdere geldige verblijfstitels of visa die door verschillende lidstaten zijn afgegeven, wordt in de volgende volgorde bepaald welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming:
- a)
de lidstaat die de verblijfstitel met het langste verblijfsrecht heeft afgegeven of, indien de geldigheidsduur niet verschilt, de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven die het laatst verstrijkt;
- b)
indien het om gelijksoortige visa gaat, de lidstaat die het visum heeft afgegeven die het laatst verstrijkt;
- c)
indien het niet om gelijksoortige visa gaat, de lidstaat die het visum met de langste geldigheidsduur heeft afgegeven of, indien de geldigheidsduur niet verschilt, de lidstaat die het visum heeft afgegeven die het laatst verstrijkt.
4.
Indien de verzoeker houder is van één of meer verblijfstitels waarvan de geldigheid minder dan drie jaar vóór de registratie van het verzoek is verlopen of die minder dan drie jaar vóór de registratie van het verzoek nietig zijn verklaard, zijn herroepen of ingetrokken, of van één of meer visa waarvan de geldigheid minder dan 18 maanden vóór de registratie van het verzoek is verlopen of die minder dan 18 maanden vóór de registratie van het verzoek nietig zijn verklaard, zijn herroepen of zijn ingetrokken, zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing.
5.
Het feit dat de verblijfstitel of het visum is afgegeven op basis van een valse of fictieve identiteit of op vertoon van valse, vervalste of ongeldige documenten, vormt geen belemmering voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan de lidstaat die de verblijfstitel of het visum heeft afgegeven. De lidstaat die de verblijfstitel of het visum heeft afgegeven, is echter niet verantwoordelijk indien de lidstaat kan aantonen dat er is gefraudeerd nadat de verblijfstitel of het visum werd afgegeven.