De faillissementspauliana
Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/6.5.3:6.5.3 Benadeling deels door een ander rechtsfeit veroorzaakt
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/6.5.3
6.5.3 Benadeling deels door een ander rechtsfeit veroorzaakt
Documentgegevens:
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS379572:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In hoofdstuk 5 is uitgebreid ingegaan op het geval waarin de benadeling die de curator ongedaan wil maken niet het directe gevolg is van de aangevochten rechtshandeling zelf, maar van een ander rechtsfeit c.q. een andere rechtshandeling.1 Het simpelweg toepassen van de vereisten van art. 42 e.v. Fw kan in die situaties mijns inziens tot onrechtvaardige uitkomsten leiden. Mede aan de hand van een aantal arresten van de Hoge Raad is daarom onderzocht welke 'bijkomende omstandigheden' de vernietiging in een dergelijk geval zouden kunnen rechtvaardigen (ervan uitgaande dat aan alle overige vereisten is voldaan). De uitkomst van dit onderzoek is dat deze omstandigheden geen betrekking hebben op het causaal verband dat tussen de aangevochten rechtshandeling en de benadeling moet bestaan. Meer dan een condicio sine qua non verband is niet vereist. De omstandigheden die de vernietiging moeten rechtvaardigen zien veeleer op het gedrag van degene met of jegens wie de schuldenaar de aangevochten rechtshandeling heeft verricht.
Een tot op zekere hoogte vergelijkbare problematiek speelt wanneer de aangevochten rechtshandeling slechts een gedeelte van de benadeling zelf heeft veroorzaakt en het overige nadeel het gevolg is van een ander rechtsfeit. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de schuldenaar een goed ter waarde van 100 voor slechts 50 heeft verkocht en geleverd aan een derde en met de ontvangen koopsom een concurrente schuldeiser heeft betaald. Van het totale nadeel van 100 is slechts 50 het directe gevolg van de koopovereenkomst. De overige 50 is veroorzaakt door de betaling. Op grond van het bepaalde in art. 51 lid 3 Fw kan desalniettemin het volledige nadeel van 100 zonder meer ongedaan worden gemaakt door vernietiging van de koopovereenkomst.2 De vraag kan worden gesteld of dit gerechtvaardigd is. Degenen die bij de in hoofdstuk 5 besproken problematiek menen dat een condicio sine qua non verband tussen de rechtshandeling en de benadeling onvoldoende is (en de 'bijkomende omstandigheden' dus zoeken in het causaal verband), zouden deze vraag ontkennend moeten beantwoorden. Voor het deel van de benadeling dat niet door de aangevochten rechtshandeling zelf is veroorzaakt is in die benadering van causaal verband immers niet zonder meer sprake. Degenen die bij de in hoofdstuk 5 besproken problematiek menen dat een condicio sine qua non verband tussen de rechtshandeling en de benadeling wel voldoende is (en de 'bijkomende omstandigheden' zoeken in het gedrag van degene met of jegens wie de schuldenaar handelde), zullen de gestelde vraag bevestigend beantwoorden. Omdat de bij de aangevochten rechtshandeling betrokken persoon zich onoorbaar jegens de schuldeisers van de schuldenaar heeft gedragen,3 is het gerechtvaardigd dat hij al het nadeel dat in een causaal verband tot zijn rechtshandeling staat aan de boedel moet vergoeden.