HR, 24-06-2016, nr. 16/01358
ECLI:NL:HR:2016:1299
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24-06-2016
- Zaaknummer
16/01358
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:1299, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑06‑2016; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:528, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2016:528, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑04‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:1299, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑06‑2016
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
Partij(en)
24 juni 2016
Eerste Kamer
16/01358
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoekster],wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. N. van Bremen,
t e g e n
De STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Veiligheid en Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst),zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekster] en de IND.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/466288 / HA RK 14-253 van de rechtbank Den Haag van 10 december 2015.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Het op 10 maart 2016 ingekomen verzoekschrift voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoekster] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 24 juni 2016.
Conclusie 22‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Cassatieprocesrecht. Art. 426a lid 1 Rv. Niet-ontvankelijkheid. Verzoekschrift niet ondertekend door advocaat bij de Hoge Raad.
Zaaknr: 16/01358
mr. E.M. Wesseling-van Gent
Zitting: 22 april 2016
Conclusie inzake:
[verzoekster]
tegen
Immigratie- en Naturalisatiedienst) Staat der Nederlanden (Ministerie van Veiligheid en Justitie
1. Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Den Haag op 19 mei 2014, heeft verzoekster tot cassatie (hierna: verzoekster), vertegenwoordigd door mr. N. van Bremen, advocaat te Rotterdam, de rechtbank verzocht vast te stellen dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit. De rechtbank heeft dit verzoek bij beschikking van 10 december 2015 afgewezen.
2. Bij cassatieschriftuur, gedateerd en per fax ingediend op 10 maart 2016 en ondertekend door mr. Van Bremen, heeft verzoekster te kennen gegeven beroep in cassatie te willen instellen tegen de onder 1 genoemde beschikking.
3. De griffie van de Hoge Raad heeft mr. Van Bremen, die geen cassatieadvocaat is, op 11 maart 2016 bericht dat een procespartij voor het instellen van beroep in cassatie in een civiele zaak juridische bijstand behoeft van een advocaat, ingeschreven bij de Hoge Raad der Nederlanden te ’s-Gravenhage en voorts dat dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.
4. Het verzuim is niet hersteld, zodat niet is voldaan aan het vereiste in art. 426a Rv.
5. De conclusie strekt derhalve tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoekster in haar cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G