Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw
Artikel 36 Verjaringskwesties
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
06-02-2018, PbEU 2018, L 195 (uitgifte: 01-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, PbEU 2018, L 199 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Fiscaal strafrecht (V)
1.
Kwesties met betrekking tot verjaringstermijnen worden uitsluitend geregeld bij de rechtsregels die gelden in de staat van de verzoekende autoriteit.
2.
Wat de schorsing, stuiting of verlenging van verjaringstermijnen betreft, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand door of namens de aangezochte autoriteit worden genomen en tot gevolg hebben dat de verjaringstermijn volgens de in de staat van de aangezochte autoriteit geldende rechtsregels wordt geschorst, gestuit of verlengd, geacht hetzelfde gevolg te hebben in de staat van de verzoekende autoriteit, op voorwaarde dat de rechtsregels van die staat in het overeenkomstige gevolg voorzien.
Indien de in de staat van de aangezochte autoriteit geldende rechtsregels geen schorsing, stuiting of verlenging van de verjaringstermijn toestaan, worden maatregelen tot invordering van schuldvorderingen die ingevolge een verzoek om bijstand door of namens de aangezochte autoriteit worden genomen en die, indien zij door of namens de verzoekende autoriteit in haar eigen staat waren genomen, tot gevolg hadden gehad dat de verjaringstermijn volgens de rechtsregels van die staat was geschorst, gestuit of verlengd, geacht, voor wat dit gevolg betreft, te zijn genomen in deze laatste staat.
De eerste en tweede alinea doen niet af aan het recht van de staat van de verzoekende autoriteit om maatregelen te nemen die tot gevolg hebben dat de verjaringstermijn volgens de in die staat geldende rechtsregels worden geschorst, gestuit of verlengd.
3.
De verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit stellen elkaar in kennis van iedere maatregel die de verjaringstermijn van de schuldvordering waarvoor de invorderingsmaatregelen of conservatoire maatregelen zijn gevraagd, stuit, schorst of verlengt of die zulks tot gevolg kan hebben.