Einde inhoudsopgave
Bestuurdersaansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (R&P nr. InsR11) 2019/5.6.4.3
5.6.4.3 Het leerstuk
mr. A. Karapetian, datum 01-01-2019
- Datum
01-01-2019
- Auteur
mr. A. Karapetian
- JCDI
JCDI:ADS352220:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Materieel strafrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie de bijdragen van Witting, Robertson & Wang en Barker in K. Barker, R. Grantham, W. Swain (red.), Law of Misstatements. 50 Years on from Hedley Byrne v Heller, Hart Publishing 2015 (resp. hoofdstuk 9, 3 en 13). Voor een andere benadering zie de bijdrage van Beever in hetzelfde boek (hoofdstuk 4).
Anns v Merton London Borogh Council [1978] A.C. 728.
Citaat afkomstig van rechter Cardozo in Ultramares Corp v Touche 174 N.E. 441 (1931), 444.
Caparo Industries plc v Dickman [1990] UKHL 2.
Per rechter Oliver, nr. 632-3.
(1990) 2 A.C. 605, 633, HL, per rechter Oliver.
Zie de overweging van rechter Bingham in Customs and Excise commissioners v Barclays Bank plc [2007] 1 A.C. 181, nr. 4. Rechter Hoffmann (nr. 35) overweegt in dezelfde uitspraak dat het doel van de objectieve test van ‘assumption of responsibility’ is ‘to establish whether there was (…) the necessary relationship (or “proximity”) between the parties’. Zie ook Chandler v Cape plc [2012] EWCA Civ 525.
Henderson v Merrett Syndicates Ltd (1995) 2 A.C. 145, HL, 181. Vgl. Williams v Natural Life Health Foods Ltd (1998) 1 W.L.R. 829, HL, per rechter Steyn nr. 834. In de literatuur wordt aangenomen dat in voorkomende gevallen niettemin reden kan zijn om aansprakelijkheid uit te sluiten op grond van het ‘just and reasonable’- principe. Met name indien het gaat om onzorgvuldige informatieverstrekking door een overheidsorgaan, lijkt dit principe te worden aangewend ter afwending van aansprakelijkheid. Witting 2004, p. 18.
Phelps v Hillingdon London Borough Council [2001] 2 A.C. 619, nr. 654.
Smith v Eric S Bush, [1990] 1 A.C. 831. HL, per rechter Griffith, nr. 862. En het hierna te behandelen Williams v Natural Life Health Foods Ltd, [1998] 1 W.L.R. 829, HL, per rechter Steyn, nr. 835. Zie Barker e.a. 2015, p.49-82.
Het leerstuk van ‘negligent misstatements’ wordt in de Engelse rechtsdogmatiek door de meeste auteurs geplaatst onder de ‘tort of negligence’, waarvan de kiem werd gelegd in het reeds genoemde arrest Donoghue v Stevenson.1 In deze uitspraak werd een ‘duty of care’ geformuleerd voor degene die kan voorzien dat zijn handelingen schadelijk kunnen zijn voor zijn ‘neighbour’. Zoals hiervoor werd aangegeven, zag deze ‘duty of care’ in eerste instantie op letsel- en zaakschade. Hoewel rechter Atkin in zijn beroemde overweging in Donoghue v Stevenson de zorgplicht beperkte tot degene die als de ‘neighbour’ van de handelende kan worden gezien, benadrukte hij tevens dat het niet alleen gaat om fysiek ‘nabuurschap’, maar ook om personen voor wie de handelende door hun rechtstreekse verbondenheid en geraaktheid met zijn handeling kan voorzien dat zij daardoor schade zullen lijden. Gelet op de hoge beschermenswaardigheid van lijf en goed van de persoon, was reeds de voorzienbaarheid van de schade in beginsel vol- doende voor het aannemen van een ‘duty of care’. Overwegingen van ‘beleidsjuridische’ aard zouden in beginsel kunnen derogeren aan aansprakelijkheid, maar bij letsel- en zaakschade lag dit gezien de te beschermen belangen niet voor de hand.
In de uitspraak Anns v Merton London Borough Council uit 1978 ging het om de aansprakelijkheid van een gemeente voor het houden van onvoldoende toezicht op de bouwkundige gesteldheid van gebouwen waardoor huurders die de gebouwen hadden gekocht, vermogensschade leden.2 De zaak lag gevoelig omdat het ging om zuivere vermogensschade en de Hedley Byrne-test niet kon worden toegepast, aangezien er geen ‘misstatements’ aan de orde waren. De overweging van het House of Lords dat de voorzienbaarheid van schade aan een persoon of een groep van personen reeds een grond vormde voor het aannemen van een ‘duty of care’, behoudens de aanwezigheid van argumenten van beleidsmatige aard, leek de grenzen van aansprakelijkheid in het geval van ‘economic loss’ breed te trekken. Wat voornamelijk wrong, was dat de gemeente niet in een bepaalde relatie tot de eigenaren of de huurders van de gebouwen stond. Het doembeeld dat als gevolg hiervan ontstond voor de Engelse rechter was ‘liability in an indeterminate amount for an indeterminate time to an indeterminate class’.3
In Caparo Industries plc v Dickman deed zich vervolgens bij het House of Lords de gelegenheid voor om de eerdere overwegingen te herzien.4 Centraal stond de vraag of de accountants van een beursgenoteerde onderneming een zorgplicht hadden jegens personen die op basis van de door de accountants vastgestelde financiële verslagen aandelen hadden gekocht in de onderneming als gevolg waarvan zij schade hadden geleden. Het House of Lords stelde voorop dat datgene wat een daad van een ‘misstatement’ (mededelingen) onderscheidt is dat laatstgenoemde oneindig kunnen worden herhaald en verschillende personen op verschillende wijzen deze als gerechtvaardigde reden voor hun handelen kunnen aanwijzen.5 Om een oeverloze aansprakelijkheid te voorkomen, is volgens het rechtscollege een beperking op de ‘duty of care’ aanvaard in de vorm van het vereiste van een ‘relationship of proximity’ tussen de laedens en de gelaedeerde en voorts het vereiste dat het aannemen van aansprakelijkheid ‘just and reasonable’ is.6 Hoewel de verhouding tussen ‘proximity’ en ‘assumption of responsibility’ in algemene zin veelvuldig onderwerp van discussie is in de Engelse literatuur, lijkt het erop dat in de rechtspraak het concept van ‘assumption of responsibility’ bij de beoordeling van de zorgvuldigheid van ‘misstatements’ wordt beschouwd als een (‘duty of care’- schragend) uitvloeisel van de meer algemeen geldende eis van ‘proximity’.7
Uit de latere rechtspraak lijkt te kunnen worden afgeleid dat indien een ‘assumption of responsibility’ kan worden aangenomen in de voorliggende verhouding, er geen noodzaak meer bestaat tot het onderzoeken van de vraag of aansprakelijkheid in dat geval ‘just and reasonable’ is.8
Hoewel een ‘assumption of responsibility’ woordelijk veronderstelt dat door de handelende de intentie is uitgesproken dat hij zorg zou dragen voor de belangen van de ander, wordt in de Engelse rechtspraak veeleer een objectieve toets gehanteerd. Rechter Slynn verwoordde het in een zaak uit 2001 aldus: ‘It is sometimes said that there has to be an assumption of responsibility by the person concerned. That phrase can be misleading in that it can suggest that the professional person must knowingly and deliberately accept responsibility. It is, however, clear that the test is an objective one: (…). The phrase means simply that the law recognizes that there is a duty of care. It is not so much that responsibility is assumed as that it is recognized or imposed by law’.9 Indien zich bepaalde, hieronder te behandelen, omstandigheden voordoen, verbindt het recht daaraan de consequentie dat degene die wordt verweten onzorgvuldig te zijn geweest in het doen van mededelingen op grond van een ‘assumption of responsibility’ een zorgplicht had jegens de benadeelde, zo kan uit de rechtspraak worden afgeleid.10