Hof Den Haag, 24-01-2018, nr. 22-004494-17
ECLI:NL:GHDHA:2018:79, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
24-01-2018
- Zaaknummer
22-004494-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:79, Uitspraak, Hof Den Haag, 24‑01‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1307, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 24‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Huiselijk geweld. Behandeling na terugwijzing door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:2595). Het hof kan niet vaststellen wat de volgorde van de geweldshandelingen is geweest. De aan het beroep op noodweer ten grondslag gelegde stellingen dat de aangeefster de verdachte heeft geslagen en gebeten voordat de verdachte de aangeefster met kracht bij de keel heeft gepakt en tegen de grond heeft gedrukt en dat het handelen van de verdachte aldus plaatsvond in reactie op geweld van de zijde van de aangeefster acht het hof niet aannemelijk geworden. Het beroep op noodweer wordt wederom verworpen. Het hof geeft toepassing aan art. 9a Sr.
Rolnummer: 22-004494-17
Parketnummer: 09-081090-15
Datum uitspraak: 24 januari 2018
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 9 december 2015 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1978,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 10 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 17 oktober 2016 het vonnis waarvan beroep vernietigd en bepaald dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel aan de verdachte wordt opgelegd.
Tegen dit arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 10 oktober 2017, nr. S 16/05162, voormeld arrest van het hof vernietigd en de zaak naar dit hof teruggewezen teneinde deze op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 april 2015 te 's-Gravenhage zijn echtgenoot, althans een persoon, [aangeefster], heeft mishandeld door die [aangeefster] (meermalen) met kracht bij de keel en/of schouders en/of hals te pakken en/of tegen de grond te drukken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 25 april 2015 te 's-Gravenhage zijn echtgenoot, althans een persoon, [aangeefster], heeft mishandeld door die [aangeefster] (meermalen) met kracht bij de keel en/of schouders en/of hals te pakken en/of tegen de grond te drukken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen, betoogd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft in dit verband gesteld dat de door de verdachte verrichte handelingen waren geboden ter noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lichaam door aangeefster.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat op 25 april 2015 in verdachtes woning aan de [adres] te Den Haag tussen verdachte en aangeefster een woordenwisseling heeft plaatsgevonden die is uitgelopen op een schermutseling, waarbij zowel verdachte als aangeefster geweldshandelingen hebben verricht. Zo heeft verdachte aangeefster met kracht bij de keel gepakt en tegen de grond gedrukt en heeft aangeefster verdachte in zijn borst gebeten en om zich heen geslagen.
Het hof kan evenwel niet vaststellen wat de volgorde van de hiervoor genoemde geweldshandelingen is geweest. De aan het beroep op noodweer ten grondslag gelegde stelling dat de aangeefster de verdachte heeft geslagen en gebeten voordat de verdachte de aangeefster met kracht bij de keel heeft gepakt en tegen de grond heeft gedrukt en dat het handelen van de verdachte aldus plaatsvond in reactie op geweld van de zijde van de aangeefster acht het hof niet aannemelijk geworden nu deze lezing van de verdachte onvoldoende steun vindt in het dossier.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte de hem verweten gedragingen heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, zodat het beroep op noodweer wordt verworpen.
Ook is er overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
Gelet op het feit dat aangeefster zich – zoals reeds hiervoor is overwogen - in de onderhavige situatie ook niet onbetuigd heeft gelaten, acht het hof het aangewezen te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 januari 2018.