Einde inhoudsopgave
Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES
Artikel 40
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
17-10-2018, Stb. 2018, 424 (uitgifte: 22-11-2018, kamerstukken: 34977)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2018, Stb. 2018, 425 (uitgifte: 22-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
1.
Voor zover bij of op grond van deze wet niet anders is bepaald en in afwijking van artikel 39 zijn ten aanzien van het bepaalde in hoofdstuk 4[lees: IV] de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende bepalingen betreffende de rechtsmiddelen van overeenkomstige toepassing.
2.
De inspecteur beslist pas op een bezwaarschrift nadat is komen vast te staan dat geen feiten en omstandigheden aanwezig zijn, die tevens van belang zijn voor de heffing van inkomstenbelasting, dan wel voor zover dat wel het geval is, de beslissing over de heffing van de inkomstenbelasting onherroepelijk is geworden.
3.
Met betrekking tot een naheffingsaanslag, die geheel of gedeeltelijk berust op feiten, die mede tot het opleggen van een naheffingsaanslag in de inkomstenbelasting ten laste van belanghebbende aanleiding hebben gegeven, neemt de termijn voor het instellen van beroep eerst een aanvang op de datum, waarop laatstbedoelde naheffingsaanslag onherroepelijk is komen vast te staan.
4.
Tegen hetgeen omtrent de toepassing van artikel 2 dezer wet, alsmede omtrent het zuiver inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting BES voor de heffing van die belasting onherroepelijk is komen vast te staan, is beroep niet toegelaten.