Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/5.3.1.3
5.3.1.3 Het vereiste van wetenschap van benadeling aan de zijde van de schuldenaar moet komen te vervallen
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS377112:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover ook § 4.1 van hoofdstuk 2.
Van der Feltz I, p. 433.
Zie § 3.1 van hoofdstuk 4.
Anders Jackson 1986, p. 146, waarover De Weijs 2010, p. 22. Volgens De Weijs zijn er — ook naar Nederlands recht — goede argumenten om de normschending bij een verstoring van de tussen schuldeisers bestaande rangorde in een andere verhouding te zoeken dan bij een vermindering van het eigen vermogen van de schuldenaar. Niet duidelijk wordt welke argumenten dit zijn. Zie voor het onderscheid tussen beide typen benadeling § 3 van hoofdstuk 4.
Zie hierover met betrekking tot art. 47 Fw HR 8 juli 1987, Nl 1988, 104, nt. G (Loeffen q.q./Mees & Hope I), in het bijzonder r.o. 3.4. Anders HR 24 maart 1995, NJ 1995, 628, nt. PvS (Gispen q.q./IFN) en HR 20 november 1998, NJ 1999, 611, nt. SCJJK; JOR 1999/19, nt. NEDF (Verkerk/Tiethoff q.q.), waarover kritisch § 4.2.2 van dit hoofdstuk.
Zie ook § 4.2.1.2 en § 6 van dit hoofdstuk en hoofdstuk 7.
Naar mijn mening moet afscheid worden genomen van het voor de vernietiging van alle onverplicht verrichte rechtshandelingen geldende vereiste dat de schuldenaar wetenschap van benadeling had. Ook deze aanpassing van de huidige regeling zou in lijn liggen met het hiervoor al genoemde uitgangspunt dat een beroep op de faillissementspauliana en een vordering uit onrechtmatige daad hetzelfde lot delen. Wordt degene met of jegens wie de schuldenaar de onverplichte rechtshandeling heeft verricht aangesproken uit onrechtmatige daad, dan is voor het slagen van de vordering immers ook niet vereist dat de schuldenaar wetenschap van benadeling had.
Dat voor een succesvol beroep op art. 42 Fw steeds is vereist dat de schuldenaar wetenschap van benadeling had, komt vermoedelijk doordat het belang van de schuldenaar om naar eigen inzicht over zijn vermogen te kunnen beschikken volgens de wetgever moet worden beschermd. De autonomie van de schuldenaar is volgens hem zelfs een van de beginselen die aan de regeling van de faillissementspauliana ten grondslag ligt:1
"Daarnevens staat dit andere rechtsbeginsel dat een ieder volkomen tot handelen bevoegd is, en dat eene uitdrukkelijke wetsbepaling noodig is om iemand die bevoegdheid te ontzeggen of hem daarin in het een of ander opzicht te beperken. Is bijgevolg een ieder, ook hij die schulden heeft, volkomen bevoegd naar goeddunken over zijn vermogen te beschikken [cursivering: RJvdW] en moet derhalve de toestand waarin de schuldenaar zijn vermogen, krachtens dat beschikkingsrecht, heeft gebracht, door zijne schuldeischers bij executie op de meest volstrekte wijze geëerbiedigd worden [cursivering: RJvdW], aan den anderen kant rust evenzeer op eiken schuldenaar de plicht het onderpand zijner schuldeischers niet willens en wetens te hunnen nadeele te verminderen of weg te maken."2
Slechts indien de schuldenaar zijn schuldeisers 'willens en wetens' benadeelt, moet het belang van de schuldenaar wijken voor dat van zijn schuldeisers, aldus de wetgever. Anders dan de wetgever zou ik menen dat voor de bescherming van de autonomie van de schuldenaar geen plaats zou moeten zijn in het kader van een beroep op de faillissementspauliana. Wanneer de schuldeisers zijn benadeeld heeft de schuldenaar geen economisch belang meer bij de instandhouding van de door hem verrichte rechtshandelingen. Van benadeling in verhaalsmogelijkheden kan immers slechts sprake zijn als de schuldenaar 'materieel insolvent' is.3 Het paulianeuze karakter van een rechtshandeling zou mijns inziens moeten worden vastgesteld in de verhouding tussen degene met of jegens wie de schuldenaar handelde en de schuldeisers. Het type benadeling dat de curator in een concreet geval probeert te bestrijden is in dit verband niet van belang.4 Aan de vraag of de schuldenaar een subjectief verwijt kan worden gemaakt, zou binnen de faillissementspauliana derhalve geen betekenis (meer) moeten toekomen.5 Beslissend is dan in beginsel nog slechts of degene met of jegens wie de schuldenaar handelde zich onoorbaar tegenover de schuldeisers heeft gedragen.6