Rb. Dordrecht, 17-08-2010, nr. 11/712017-09
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN5560
- Instantie
Rechtbank Dordrecht
- Datum
17-08-2010
- Zaaknummer
11/712017-09
- LJN
BN5560
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDOR:2010:BN5560, Uitspraak, Rechtbank Dordrecht, 17‑08‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑08‑2010
Inhoudsindicatie
Het is mogelijk verdachten te boeien en, maar dat hier ter zijde, te fouilleren. Elke politieambtenaar moet daarbij in elk geval wel afwegen of dit een door de wet toegelaten doel dient en of het eigenlijk wel nodig is. De redenen voor deze afweging moet de politieambtenaar duidelijk opschrijven, zodat zij controleerbaar zijn. Min of meer standaard boeien (of fouilleren) of met algemene opmerkingen volstaan, mag dus niet. Voor veroordeling wegens verzet tegen de politie moet worden bewezen dat de ambtenaar tegen wie verzet wordt gepleegd, zelf rechtmatig optrad. In dit geval luisterde de verdachte naar de politie, werd hij aangehouden voor een simpele overtreding (niet-legitimeren) en blijkt niet dat hij agressief was of zou gaan worden. De politierechter oordeelt daarom dat het handboeien in dit geval onrechtmatig was en spreekt de verdachte vrij van wederspannigheid.
Partij(en)
RECHTBANK DORDRECHT
Parketnummer : 11/712017-09
PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
politierechter
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in de rechtbank te Dordrecht op 17 augustus 2010.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. F. van Laanen,
officier van justitie mr. W.A. van Natijne,
griffier D. Pluymakers.
De politierechter doet de zaak tegen de verdachte
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uitroepen. De verdachte is niet verschenen.
De politierechter stelt vast dat de dagvaarding op de juiste wijze is uitgereikt en dat verdachte niet is gedetineerd. Hij beveelt dat verstek wordt verleend en dat de zaak wordt behandeld.
De officier van justitie draagt de zaak voor. Zakelijk weergegeven wordt verdachte ten laste gelegd dat hij zich heeft verzet tegen de rechtmatig optredende politie door zich weg te draaien toen de politie hem met handboeien wilde overbrengen naar het politiebureau.
De politierechter deelt de korte inhoud mee van:
- -
KLPD-processen-verbaal met nummer 2009011918, volgnummers -1, 2, 4, 6, 7 en 9;
- -
een uittreksel justitiële documentatie, verdachte betreffend, d.d. 10 juli 2010.
De officier van justitie voert het woord, leest zijn vordering voor en legt deze aan de politierechter over. De officier van justitie rekwireert tot bewezenverklaring op basis van het proces-verbaal met volgnummer 9. Dat verdachte anders denkt over het aanleggen van handboeien doet niet ter zake. De officier van justitie vordert € 750 geldboete of 15 dagen hechtenis, en 2 weken voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar.
De politierechter sluit het onderzoek ter terechtzitting en spreekt het in dit proces-verbaal aangetekende mondeling vonnis uit.
- -
--------------------------------------------------------------------------------------------
- A.
A N T E K E N I N G V A N H E T M O N D E L I N G V O N N I S
- -
--------------------------------------------------------------------------------------------
1. Inhoud van de tenlastelegging.
Overeenkomstig de dagvaarding met bovengenoemd parketnummer.
2. Bewijsbeslissing.
2.1
Voor veroordeling wegens verzet tegen de politie moet worden bewezen dat de ambtenaar tegen wie verzet wordt gepleegd, zelf rechtmatig optrad.
2.2
De feiten die uit het dossier blijken, zijn als volgt. Navraag door de betrokken politieambtenaren leert dat de houder van een auto die zij zien rijden, geen rijbewijs heeft. Op bevel stopt de bestuurder. Hij geeft zijn personalia, maar kan zich niet legitimeren. Navraag leert dat hij nog een verkeersboete moet betalen. Hij wordt aangehouden op verdenking van het niet legitimeren. Er wordt een veiligheidsfouillering uitgevoerd, waarbij een schaar en een schroevendraaier worden gevonden, die als mogelijke wapens worden geduid. Verdachte wordt verteld dat hij voor de veiligheid met handboeien om wordt vervoerd. Dan escaleert de situatie. Hij wil zich niet laten boeien en draait zijn armen en lichaam weg, omdat hij niet als crimineel wil worden behandeld. Zijn passagier bemoeit zich ermee, een rijstrook van de snelweg wordt afgeschermd en er is assistentie nodig.
2.3
Artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren, luidt:
" 1. De ambtenaar kan een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, ten behoeve van het vervoer handboeien aanleggen.
- 2.
De maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden getroffen, indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden.
- 3.
De in het tweede lid bedoelde feiten of omstandigheden kunnen slechts gelegen zijn in:
- a.
de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, of
- b.
de aard van het strafbare feit op grond waarvan de vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden, één en ander in samenhang met de wijze waarop en de situatie waarin het vervoer plaatsvindt ".
De nota van toelichting op dit artikel houdt in (Stb. 1994, nr. 275, p. 22):
" [...] Indien het aanleggen van handboeien niet in verhouding staat tot de omstandigheden of het doel ervan, zal men daarvan geen gebruik mogen maken. [...] De omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot het omleggen van handboeien kunnen gelegen zijn in: de persoon van de arrestant, de inrichting van de (dienst)auto, de situatie waarin vervoerd wordt en het ontbreken van de mogelijkheden om op andere wijze met minder ingrijpende maatregelen (bv. door plaatsneming van een politieambtenaar naast de arrestant) een veilig transport te waarborgen. Bij omstandigheden die samenhangen met de persoon kan worden gedacht aan zijn gedrag, mogelijk eerdere ervaringen van de politie met deze persoon op grond waarvan voor moeilijkheden moet worden gevreesd, dan wel de aard of de ernst van het feit waarvoor deze is aangehouden ".
De Nationale ombudsman overweegt in een rapport van 6 juli 2010, nr. 2010/177 naar aanleiding van een klacht van een gedetineerde T.:
" [...] In talloze rapporten met betrekking tot het gebruik van handboeien door de politie heeft de Nationale ombudsman benadrukt dat dit gebruik beperkt is tot die gevallen waarin de politie aan kan tonen dat er concrete feiten en omstandigheden zijn die tot het gebruik van de handboeien aanleiding geven. [...] Vóór het incident heeft de heer T. zich niet agressief gedragen en evenmin waren er andere aanwijzingen dat de heer T. agressief of vluchtgevaarlijk was. [...] Nu er naar het oordeel van de Nationale ombudsman geen concrete omstandigheden of feiten zijn aangetoond die het aanleggen van de handboeien bij de heer T. op zich zouden kunnen rechtvaardigen, is de Nationale ombudsman alleen al hierom van oordeel dat de gedraging niet behoorlijk is en daarmee de klacht gegrond ".
2.4
De politierechter stelt vast dat verdachte voldeed aan een stopbevel, zijn personalia opgaf en is aangehouden voor een simpele overtreding waarvoor een geldboete van een paar tientjes pleegt te worden opgelegd. Over hem was kennelijk verder niets bekend dan dat hij nog een boete moest betalen. Bij hem zijn een schroevendraaier en een schaar gevonden. Nu die als mogelijke wapens zijn benoemd, gaat de politierechter ervan uit dat ze zijn afgepakt. Hoewel de politierechter het er op zich mee eens is dat deze spullen als wapens kunnen dienen, benadrukt hij dat uit niets blijkt dat verdachte ze daarvoor had gebruikt of zou gaan gebruiken. Nergens blijkt dus uit dat verdachte agressief was of zou gaan worden en de spullen die daar eventueel bij kúnnen worden gebruikt, waren kennelijk buiten bereik. In weerwil van artikel 22 van de Ambtsinstructie, zoals door de regering toegelicht, blijkt dus van geen feit dat of omstandigheid die redelijkerwijs vereiste dat verdachte voor vervoer werd geboeid, zulks noch op zichzelf genomen noch in samenhang met de wijze van vervoer, en noch gelegen in de persoon van verdachte noch in het feit waarvoor hij is aangehouden.
2.5
De politierechter overweegt ten overvloede dat de fouillering problematisch is. Artikel 8, derde lid van de Politiewet 1993 vereist daarvoor " feiten of omstandigheden [waaruit] blijkt dat een onmiddellijk gevaar dreigt voor [...] leven of veiligheid [...] en [dat] dit onderzoek noodzakelijk is ter afwending van dit gevaar ". Verbalisanten noteren hiertoe het vervoer van een arrestant en de vondst van de schroevendraaier en de schaar. Deze vondst kan volgens de politierechter geen grond voor fouillering zijn, want dan wordt met kennis achteraf een reden vooraf geconstrueerd. Als het dan resterende " vervoer arrestant " volstaat om te mogen fouilleren, hebben de wettelijke woorden " onmiddellijk gevaar " en " noodzakelijk [...] ter afwending " volgens de politierechter geen betekenis meer.
2.6
De politierechter concludeert dat het mogelijk is verdachten te boeien en, maar dat hier ter zijde, te fouilleren. Elke politieambtenaar moet daarbij in elk geval wel afwegen of dit een door de wet toegelaten doel dient en of het eigenlijk wel nodig is. De redenen voor deze afweging moet de politieambtenaar duidelijk opschrijven, zodat zij controleerbaar zijn. Min of meer standaard boeien (of fouilleren) of met algemene opmerkingen volstaan, mag dus niet.
2.7
Aangezien het handboeien niet rechtmatig was, is het bestanddeel " werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening " dat conform artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht ten laste is gelegd, niet bewezen. De politierechter spreekt de verdachte daarom vrij.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat is vastgesteld en ondertekend door de politierechter en de griffier.