NJB 2018/2064:Toepasselijkheid van art. 6 lid 1 EVRM op de ontnemingprocedure: nu deze bepaling op de procedure van toepassing is (vgl. EHRM 5 juli 2001, nr. 41087/98, Phillips tegen het Verenigd Koninkrijk, § 39) moet in die procedure zijn gewaarborgd dat aan de verdedigingsrechten van de betrokkene wordt tegemoetgekomen. Echter, de ontnemingsprocedure heeft een ander karakter dan de strafprocedure en in verband daarmee gelden in de ontnemingsprocedure ook andere regels van procesrecht dan in de strafprocedure. Gelet op het karakter van de ontnemingsprocedure zijn de uit de zogenoemde Vidgen-jurisprudentie (EHRM 10 juli 2012, nr. 29353/06, Vidgen tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2012: 0710JUD002935306, NJ 2012/649) voortvloeiende regels niet onverkort van toepassing in die ontnemingsprocedure. Die regels hebben echter wel betekenis indien en voor zover een in het verband van de ontnemingsprocedure te nemen beslissing inhoudt dat de betrokkene zelf een concreet aangeduid strafbaar feit heeft begaan. I.c. geen schending van art. 6 EVRM