NJ 1963/258
Duur van een erfpachtsrecht, waarop bij vergoeding krachtens art. 47, eerste lid Onteigeningswet moet worden gelet.
HR 03-04-1963, ECLI:NL:HR:1963:73
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 april 1963
- Magistraten
Mrs. van Rijn van Alkemade, van der Loos, Dubbink, Tekenbroek en Korthals Altes
- Zaaknummer
[03041963/NJ_1963-258]
- Conclusie
Mr. Bakhoven
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139634:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1963:73, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑04‑1963
- Wetingang
(OW art. 47; BW art. 779)
Essentie
Duur van een erfpachtsrecht, waarop bij vergoeding krachtens art. 47, eerste lid Onteigeningswet moet worden gelet.
Samenvatting
Door het enkele verstrijken van een bij de titel van aankomst van een erfpachtsrecht bepaalde tijd behoeft dit recht niet teniet te gaan. Indien de erfpachter ondanks het verstrijken van de bepaalde tijd zonder verzet van de eigenaar in het bezit van het goed is gebleven, blijft het erfpachtsrecht ingevolge art. 779 B.W. voortbestaan, zij het dat de eigenaar alsdan te allen tijde gerechtigd is om daaraan door opzegging een einde te maken. Ingevolge art. 782 B.W. kan deze bevoegdheid door overeenkomsten ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.