Einde inhoudsopgave
Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen
Artikel 20.16 Beslag en onderdelen van de tuigage
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2018
- Bronpublicatie:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Inwerkingtreding
07-10-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-09-2018, Stcrt. 2018, 50756 (uitgifte: 26-09-2018, regelingnummer: IENW/BSK-2018/156621)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
De diameter van de schijven (gemeten van het midden van de draad tot het midden van de draad) moet bij gebruik van staaldraad of touw ten minste aan de volgende eisen voldoen:
Diameter staaldraad [mm] | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
Diameter touw [mm] | 16 | 18 | 20 | 22 | 24 | 26 | 28 |
Diameter schijf [mm] | 100 | 110 | 120 | 130 | 145 | 155 | 165 |
2.
In afwijking van eerste lid mag de diameter van de schijven het zesvoudige van de draaddiameter bedragen indien het staaldraad niet constant over de schijven loopt.
3.
De breeksterkte van het beslag (bijvoorbeeld sluitingen, ogen, spanschroeven, oogplaten, bouten, ringen en schakels) is in overeenstemming met de breeksterkte van het daaraan bevestigde staand of lopend want.
4.
De bevestiging van stag- en wantputtingen kan de daarop uitgeoefende krachten opnemen.
5.
Aan elk oog mag slechts een schakel en het daarbij behorende stag of want bevestigd zijn.
6.
De blokken van vallen en dirken zijn op een deugdelijke wijze aan de mast bevestigd, waarbij de hiertoe gebruikte draaiende hanenpoten in goede staat verkeren.
7.
De bevestiging van oogbouten, klampen, kikkers en nagelbanken is in overeenstemming met de daarop uitgeoefende belasting.