Einde inhoudsopgave
Wet militair tuchtrecht
Artikel 94
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2000
- Bronpublicatie:
02-06-1999, Stb. 1999, 343 (uitgifte: 12-08-1999, kamerstukken: 25454)
- Inwerkingtreding
01-01-2000
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-1999, Stb. 1999, 496 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Tuchtrecht
Bijzonder strafrecht / Militair strafrecht en strafprocesrecht
1.
De militaire kamer kan een verhoor schriftelijk doen geschieden dan wel de ondervraging opdragen aan een van haar leden of aan een opsporingsambtenaar.
2.
Het lid van de militaire kamer beëdigt, indien er naar zijn oordeel een gegrond vermoeden bestaat dat de getuige niet op de terechtzitting zal kunnen verschijnen, de getuige dat hij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.
3.
De deskundige wordt door het lid van de militaire kamer beëdigd dat hij zijn taak naar zijn geweten zal vervullen.
4.
Van de reden van de beëdiging als bedoeld in het tweede lid wordt in het proces-verbaal melding gemaakt.