Einde inhoudsopgave
Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
11-12-2019, Stb. 2019, 483 (uitgifte: 17-12-2019, kamerstukken: 35275)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2019, Stb. 2019, 484 (uitgifte: 17-12-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid nabestaanden / Nabestaandenuitkering
1.
Indien een op grond van deze wet gepensioneerde in een inrichting voor verpleging van geesteszieken of zwakzinnigen of door een instelling van weldadigheid, die door het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba is erkend wordt verzorgd of verpleegd en de kosten van verzorging of verpleging geheel of gedeeltelijk ten laste komen van dat openbare lichaam of de erkende instelling van weldadigheid, kan op verzoek van het desbetreffende orgaan het pensioen over volle kalendermaanden, gelegen binnen de duur van de verzorging of verpleging, voorzover het over die maanden nog niet is uitbetaald, aan het desbetreffende orgaan worden uitbetaald, met dien verstande dat aan dat orgaan niet meer wordt uitbetaald dan de te zijnen laste komende kosten van verzorging of verpleging bedragen en dat een bij ministeriële regeling in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te bepalen bedrag bij de betaling aan dat orgaan buiten beschouwing wordt gelaten ter voorziening in de voor rekening van de gepensioneerde blijvende kosten van bestaan.
2.
Voorzover in verband met het bepaalde in het voorgaande lid het pensioen niet werd uitbetaald aan de gepensioneerde of diens wettelijke vertegenwoordiger, wordt het na het overlijden van de gepensioneerde voorzover nodig in afwijking van het in artikel 21 bepaalde, tot en met de laatste dag van de maand, waarin het overlijden heeft plaats gehad, uitbetaald aan het in het voorgaande lid bedoelde orgaan.
3.
Indien uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindexcijfers voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba blijkt, dat het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het lopende jaar, vergeleken met het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het voorafgaande jaar is gestegen of gedaald, stelt Onze Minister een bedrag vast, dat met ingang van 1 januari van het komende jaar in de plaats treedt van het in het eerste lid bedoelde bedrag. Onze Minister bepaalt welke consumentenprijsindexcijfers voor de toepassing van de eerste zin worden gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen en voor belanghebbenden die woonachtig zijn buiten de openbare lichamen, verschillend zijn.