Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.6.4.6:3.6.4.6 Aansprakelijkheden
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/3.6.4.6
3.6.4.6 Aansprakelijkheden
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS437047:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Kamerstukken I 1997-1998, 24 702, nr., 52a, p. 2, 3.
Hof Amsterdam (OK) 18 november 1999, Troll Group/SEP, JOR 1999/254.
Verbrugh 2007, p. 265.
In dezelfde zin: Van Leeuwen 1998, p. 76.
Kamerstukken II, 1995-1996, 24 702, nr. 3 (Memorie van toelichting), p. 18.
Buijn 1996, p. 96, 97.
Koster 2009, p. 378, 382.
Koster 2009, p. 381.
Schutte-Veenstra 1996, p. 292, Dortmond 1996, p. 198, Huizink 1998 en Koster 2009, p. 387.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Door de splitsing gaan overeenkomsten, waarbij de splitsende rechtspersoon tot de splitsing partij was, over op een verkrijgende rechtspersoon of meerdere verkrijgende rechtspersonen. Het kan voorkomen dat de verkrijgende rechtspersonen minder kapitaalkrachtig zijn dan de gesplitste rechtspersoon en dat dientengevolge de verhaalspositie van de wederpartij bij die overeenkomst verslechtert. Ook voor de wederpartijen bij overeenkomsten die niet overgaan op een verkrijgende rechtspersoon en waarbij de gesplitste rechtspersoon partij blijft, kan een splitsing een verslechtering opleveren van de verhaalspositie van crediteuren vanwege de vermogensovergang.
De Zesde richtlijn bevat in artikel 12 lid 3 een bepaling over de aansprakelijkheid voor verbintenissen die overeenkomstig het voorstel tot splitsing zijn overgegaan. Deze bepaling is geïmplementeerd in artikel 2:334t BW.
De hoofdregel van artikel 2:334t BW is dat de verkrijgende rechtspersoon en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon aansprakelijk zijn tot nakoming van de verbintenissen van de gesplitste rechtspersoon ten tijde van de splitsing, ongeacht of de overeenkomst is overgegaan op een verkrijgende rechtspersoon. De bepalingen betreffende hoofdelijke verbondenheid zijn van overeenkomstige toepassing (artikel 2:334t lid 5 BW). Voor ondeelbare verbintenissen zijn de verkrijgende rechtspersonen en de voortbestaande gesplitste rechtspersoon elk voor het geheel aansprakelijk (artikel 2:334t lid 2 BW). Voor deelbare verbintenissen is de verkrijgende rechtspersoon, waarop de verbintenis is overgegaan, of de voortbestaande gesplitste rechtspersoon waarbij de verbintenis is gebleven, voor het geheel aansprakelijk. Voor de rechtspersonen waarop de verbintenis niet is overgegaan, is de aansprakelijkheid beperkt tot ten hoogste de waarde van het vermogen dat die rechtspersoon bij de splitsing heeft verkregen of heeft behouden. Daarbij is niet de vermogensbeschrijving zoals die aan het voorstel tot splitsing is gehecht bepalend. Wanneer de vermogensbeschrijving zoals die aan het voorstel tot splitsing is gehecht hiervoor zou worden gebruikt, zou dat tot benadeling van derden kunnen leiden.1 Het oordeel van de rechter is bepalend wat betreft het vermogen dat is overgegaan of is behouden.2 Niettemin kan de rechter zich wel baseren op de vermogensbeschrijving.
Verbrugh ziet een samenloop van artikel 2:334t BW met artikel 2:334s lid 4 BW.3 Door de hoofdelijke verbondenheid op basis van artikel 2:334s lid 4 BW komt volgens hem aan artikel 2:334t BW geen betekenis meer toe in het geval van zuivere splitsing.4 De verkrijgende rechtspersonen zijn dan immers op basis van artikel 2:334s lid 2 BW gezamenlijk schuldenaar en zijn daarvoor hoofdelijk verbonden. Het onderscheid tussen de aansprakelijkheid voor deelbare en ondeelbare verbintenissen uit artikel 2:334t lid 2 en lid 3 BW is dan niet meer van belang. Ik betwijfel of deze opvatting juist is en of de categorie ‘aansprakelijkheid tot nakoming van verbintenissen van de gesplitste rechtspersoon’ als bedoeld in artikel 2:334t BW niet ruimer is dan de ‘aansprakelijkheid voor schulden’ als bedoeld in artikel 2:334s lid 4 BW.
Voor de aansprakelijkheid van zowel deelbare als ondeelbare verbintenissen geldt dat andere rechtspersonen dan de rechtspersonen waarop de verbintenis is overgegaan of de voortbestaande gesplitste rechtspersoon waarbij de verbintenis is achtergebleven, niet tot nakoming gehouden zijn voordat de laatstbedoelde rechtspersonen in zijn nakoming van de verbintenis is tekortgeschoten (artikel 2:334t lid 4 BW). De plicht tot nakoming is derhalve een subsidiaire.
De vraag kan opkomen voor welke verbintenissen artikel 2:334t BW geldt. Volgens lid 1 van artikel 2:334t BW gaat het om verbintenissen van de gesplitste rechtspersoon ‘ten tijde van de splitsing’. Dat betekent dat de aansprakelijkheid geldt voor schulden uit rechtsverhoudingen waarbij de gesplitste rechtspersoon partij was. De schuld zelf hoeft op het moment van het van kracht worden van de splitsing niet te bestaan, wel de onderliggende rechtsverhouding.5 Volgens de minister van Justitie geldt de aansprakelijkheid van artikel 2:334t BW ook voor schadevergoedingsverplichtingen die voortvloeien uit artikel 2:334r lid 3 BW. De schadevergoedingsverplichting op basis van artikel 2:334r lid 3 BW ontstaat wanneer een overeenkomst van een partij bij de splitsing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet in stand kan blijven en door de rechter wordt gewijzigd of ontbonden en uit die wijziging of ontbinding schade voortvloeit.
Een andere vraag die aan de orde kan komen, is wat het onderscheid is tussen deelbare en ondeelbare verbintenissen. Buijn heeft dit onderscheid in het Preadvies van de Vereeniging Handelsrecht duidelijk uiteengezet.6 Ter bepaling of een verbintenis deelbaar of ondeelbaar is, is de deelbaarheid van de prestatie bepalend. Ondeelbare prestaties zijn prestaties bij verbintenissen om te geven of te doen of niet te doen. Deelbaar is de prestatie tot het betalen van een geldsom of levering van bepaalde goederen, zoals partijen van goederen, waarvan de aard van het goed zich leent voor een deelbare prestatie. Koster is van mening dat het onderscheid tussen deelbare en ondeelbare verbintenissen moet worden afgeschaft.7 Volgens hem kan de beperking van de aansprakelijkheid tot het bij de splitsing verkregen vermogen voor zowel deelbare als ondeelbare verbintenissen gelden.8
Artikel 2:334t BW geldt ook in faillissement. Dat betekent dat bij toepassing van artikel 2:334b lid 7 BW, waarbij een in faillissement of surseance van betaling verkerende rechtspersoon wordt gesplitst en als verkrijgende rechtspersonen één of meerdere in het kader van de splitsing nieuw opgerichte naamloze en/of besloten vennootschappen optreden en waarvan de aandelen worden verkregen door de sphtsende rechtspersoon, de verkrijgende vennootschap(pen) aansprakelijk kunnen zijn voor schulden van de splitsende rechtspersoon. In artikel 2:334b lid 7 BW is de toepassing van artikel 2:334t BW niet uitgesloten, hetgeen een belemmering kan zijn bij het gebruik van deze mogelijkheid van splitsing in geval van faillissement of surseance van betaling van de splitsende rechtspersoon.9 Het buiten toepassing verklaren van artikel 2:334t BW in het geval van splitsing in faillissement of surseance van betaling zou echter kunnen leiden tot een ongelijke behandeling van crediteuren, omdat crediteuren van vorderingen die zijn overgegaan op de nieuw opgerichte besloten of naamloze vennootschap in een gunstiger verhaalspositie kunnen komen te verkeren dan de crediteuren van vorderingen die achterblijven bij de splitsende rechtspersoon.