Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 508/2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 791/2007 en (EU) nr. 1255/2011
Artikel 33 Tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten
Geldend
Geldend vanaf 23-07-2022
- Bronpublicatie:
18-07-2022, PbEU 2022, L 195 (uitgifte: 22-07-2022, regelingnummer: 2022/1278)
- Inwerkingtreding
23-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-07-2022, PbEU 2022, L 195 (uitgifte: 22-07-2022, regelingnummer: 2022/1278)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
1.
Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor maatregelen voor de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten in de volgende gevallen:
- a)
de uitvoering van maatregelen van de Commissie of noodmaatregelen van de lidstaten als bedoeld in respectievelijk de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of van instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7 van die verordening, met inbegrip van biologische herstelperioden;
- b)
een niet-verlenging van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of van protocollen daarbij;
- c)
in het geval dat in de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten is voorzien in een beheerplan vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (1) of in een meerjarenplan vastgesteld op grond van de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, wanneer, op basis van wetenschappelijk advies, een vermindering van de visserijinspanning noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de doelstellingen bedoeld in artikel 2, lid 2, en artikel 2, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;
- d)
in het geval dat de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten plaatsvindt tussen 1 februarien 31 december 2020 als gevolg van de COVID-19-uitbraak, ook wanneer het gaat om vaartuigen die actief zijn in het kader van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij, of plaatsvindt op of na 24 februari 2022 als gevolg van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, waarbij de veiligheid van de visserijactiviteiten in het gedrang komt of de economische haalbaarheid van de visserijactiviteiten wordt belemmerd.
Overeenkomstig artikel 65, lid 9, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en in afwijking van de eerste alinea van dat lid, zijn de uitgaven voor concrete acties waarvoor op grond van punt d) van de eerste alinea van dit lid steun wordt verleend, subsidiabel met ingang van 1 februari 2020 als zij het gevolg zijn van de COVID-19-uitbraak, of met ingang van 24 februari 2022 als zij het gevolg zijn van de aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, waarbij de veiligheid van de visserijactiviteiten in het gedrang komt of de economische haalbaarheid van de visserijactiviteiten wordt belemmerd.
2.
De in lid 1, eerste alinea, punten a), b) en c), bedoelde steun mag gedurende ten hoogste zes maanden per vaartuig worden verleend in de in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bedoelde subsidiabiliteitsperiode. Deze maximumduur geldt niet voor de in die alinea, punt d), bedoelde steun.
3.
De in lid 1 bedoelde steun wordt alleen verleend aan:
- a)
eigenaren van Unievissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd en die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen visserijactiviteiten op zee hebben verricht; of
- b)
vissers die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen op zee hebben gewerkt aan boord van een Unievissersvaartuig dat onder de tijdelijke stopzetting valt.
3 bis.
Voor de toepassing van lid 1, onder d), gelden de volgende afwijkingen:
- a)
in afwijking van lid 3, onder a), mogen de lidstaten, indien een vissersvaartuig op de datum van indiening van de steunaanvraag gedurende minder dan twee jaar in het vissersvlootregister van de Unie geregistreerd staat, het minimumaantal dagen van de voor dat vaartuig vereiste visserijactiviteiten berekenen naar rato van 120 dagen in de laatste twee kalenderjaren;
- b)
in afwijking van lid 3, onder b), mogen de lidstaten, indien een visser minder dan twee jaar vóór de datum van indiening van de steunaanvraag aan boord van een vissersvaartuig van de Unie is begonnen te werken, het voor die visser vereiste minimumaantal werkdagen berekenen naar rato van 120 dagen in de laatste twee kalenderjaren;
- c)
in afwijking van lid 3 wordt ook steun verleend aan vissers te voet die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan de datum van indiening van de steunaanvraag ten minste 120 dagen hebben gewerkt. Wanneer een visser te voet minder dan twee jaar vóór de datum van indiening van de steunaanvraag is begonnen te werken, mogen de lidstaten het voor die visser te voet vereiste minimumaantal werkdagen berekenen naar rato van 120 dagen in de laatste twee kalenderjaren.
4.
Alle visserijactiviteiten van het vissersvaartuig of de betrokken vissers worden daadwerkelijk opgeschort. De bevoegde autoriteit vergewist zich ervan dat het betrokken vissersvaartuig tijdens de periode van de tijdelijke stopzetting alle visserijactiviteiten heeft stopgezet.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 9).