Rb. Overijssel, 21-01-2020, nr. 8067881 \ CV EXPL 19-3370
ECLI:NL:RBOVE:2020:236
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
21-01-2020
- Zaaknummer
8067881 \ CV EXPL 19-3370
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2020:236, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 21‑01‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Kredietovereenkomst. Ambtshalve toetsing. Tussenvonnis. Zorgplicht. Kredietwaardigheidstoets. Wettelijke informatieverplichting van artikel 7:60 BW. Onduidelijk is of het Europees standaardinformatieformulier geruime tijd voordat de consument was gebonden aan de kredietovereenkomst is verstrekt. Niet gebleken of de kredietwaardigheidstoets gebaseerd is op door de consument over te leggen bewijsstukken en op grond van welke criteria de kredietwaardigheid is gecheckt.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8067881 \ CV EXPL 19-3370
Vonnis van 21 januari 2020
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
HOIST FINANCE AB, gevestigd te Stockholm, Zweden,
eisende partij, hierna te noemen Hoist,
gemachtigde: NDA Incasso B.V,
tegen
[gedaagde] , wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde],
niet verschenen.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 oktober 2019
- de akte uitlaten van Hoist.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en beslist.
2.2.
Bij tussenvonnis van 15 oktober 2019 heeft de kantonrechter Hoist – onder andere – in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of zij heeft voldaan aan haar wettelijke informatie- en zorgplicht.
2.3.
Bij akte heeft Hoist – onder andere – gesteld dat er bij Media Lease To Go een kredietovereenkomst is gesloten om goederen aan te kunnen schaffen. Verder heeft Hoist het standaard informatieblad, de toepasselijke algemene voorwaarden en het privacy statement overgelegd en gesteld dat deze deel uitmaken van de overeenkomst. Volgens Hoist heeft Santander, gezien de inhoud van de hiervoor genoemde documenten, voldaan aan haar informatieverplichtingen. Ten aanzien van de zorgplicht heeft Hoist gesteld dat de BKR is geraadpleegd voordat het krediet is verstrekt en uit haar administratie blijkt dat Santander de draagkracht en persoonlijke gegevens van [gedaagde] heeft bezien en beoordeeld.
De wettelijke informatieverplichting van artikel 7:60 BW.
2.4.
Ingevolge artikel 7:60 BW dient de kredietgever of, in voorkomend geval, de kredietbemiddelaar, de consument ‘geruime tijd’ voordat deze door een kredietovereenkomst of een aanbod wordt gebonden, de in de artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2008/28 voorgeschreven precontractuele informatie, op de in die artikelen voorgeschreven wijze te verstrekken. Dit kan door middel van het Europees standaardformulier. Hoist heeft dit formulier overgelegd, maar zij heeft niet gesteld en evenmin is gebleken of dit formulier aan [gedaagde] is verstrekt en zo ja, hoe dit is verstrekt en wanneer en of dit dus is te kwalificeren als ‘geruime tijd’ voordat [gedaagde] gebonden was aan de overeenkomst. Hoist wordt in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
De kredietwaardigheidstoets.
2.5.
In artikel 8 van de Richtlijn 2008/48/EG is het volgende opgenomen:
“Verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietgever de kredietwaardigheid van de consument voor het sluiten van de kredietovereenkomst beoordeelt op basis van toereikende informatie die, in voorkomend geval, is verkregen van de consument en, waar nodig, op basis van een raadpleging van het desbetreffende gegevensbestand. Lidstaten van wie de wetgeving van kredietgevers vereist dat zij de kredietwaardigheid van consumenten op basis van een raadpleging van het desbetreffende gegevensbestand beoordelen, kunnen dit vereiste behouden.
2. De lidstaten zorgen er eveneens voor dat, indien de partijen overeenkomen het totale kredietbedrag na het sluiten van de kredietovereenkomst te wijzigen, de kredietgever, alvorens tot een belangrijke verhoging van het totale kredietbedrag over te gaan, de te zijner beschikking staande financiële informatie betreffende de consument actualiseert en diens kredietwaardigheid beoordeelt.”
2.6.
Dit artikel is omgezet in artikel 4:34 Wet op het financieel toezicht (hierna Wft), waarin het volgende opgenomen:
“1. Voor de totstandkoming van een overeenkomst inzake krediet, of een belangrijke verhoging van de kredietlimiet, dan wel de som van de bedragen die op grond van een bestaande overeenkomst inzake krediet aan de consument ter beschikking zijn gesteld, wint een aanbieder van krediet in het belang van de consument informatie in over diens financiële positie en beoordeelt hij, ter voorkoming van overkreditering van de consument, of het aangaan van de overeenkomst onderscheidenlijk de belangrijke verhoging verantwoord is.
2. De aanbieder gaat geen overeenkomst inzake krediet aan met een consument en gaat niet over tot een belangrijke verhoging van de kredietlimiet of de som van de bedragen die op grond van een bestaande kredietovereenkomst aan de consument ter beschikking zijn gesteld indien dit, met het oog op overkreditering van de consument, onverantwoord is.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.”
2.7.
Op grond van de hiervoor genoemde wetsartikelen is de kredietgever gehouden informatie in te winnen bij de kredietaanvrager over diens financiële positie. In het arrest van het Hof van Justitie (Vierde kamer) (ECLI:EU:C:2014:2464) heeft het Hof geoordeeld: “(…) dat artikel 8 van de Richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat het er zich enerzijds niet tegen verzet dat de kredietwaardigheid van de consument enkel op basis van door deze laatste verstrekte informatie wordt beoordeeld, mits het om toereikende informatie gaat en gewone verklaringen van de consument vergezeld gaan van bewijsstukken, en het anderzijds de kredietgever niet de verplichting oplegt om de door de consument verstrekte informatie systematisch te controleren.(…)”
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat op grond van de wettelijke verplichting en de door het Hof gegeven uitleg van deze verplichting Hoist gehouden was om voor de totstandkoming van de kredietovereenkomst inzake de kredietwaardigheid zodanige informatie in te winnen, onderbouwd door bewijsstukken zoals loonstroken, huurcontract, ed. en geen kredietovereenkomst aan te gaan indien zij niet over deze stukken beschikte of uit deze stukken zou blijken dat een kredietovereenkomst voor [gedaagde] onverantwoord zou zijn.
2.9.
Hoist heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat Santander bewijsstukken heeft opgevraagd van [gedaagde]. Slechts zou er een aanvraagformulier zijn ingevuld en een BKR-check zijn gedaan. De kantonrechter is van oordeel dat dit onvoldoende is voor een correcte kredietwaardigheidstoets.
2.10.
Daarnaast is in artikel 115 lid 1 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen het volgende opgenomen:
“Ter voorkoming van overkreditering legt een aanbieder van krediet de criteria vast die hij ten grondslag legt aan de beoordeling van een kredietaanvraag van een consument en past hij deze criteria toe bij de beoordeling van een kredietaanvraag.”
2.11.
Hoist heeft op geen enkele wijze uiteen gezet hoe zij de kredietaanvraag heeft beoordeeld en welke criteria zij hieraan ten grondslag heeft gelegd. Zij heeft slechts een uitdraai van de administratie overgelegd waaruit een aantal bedragen blijkt.
2.12.
De kantonrechter is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat onvoldoende is gesteld en gebleken dat Hoist, althans Santander heeft voldaan aan de wettelijke kredietwaardigheidstoets. Nu deze kredietwaardigheidstoets de bescherming van de consument ten doel heeft, zal de kantonrechter aan schending van de kredietwaardigheidstoets passende maatregelen verbinden die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Dit vloeit voort uit het doel en de strekking van deze bepalingen. Teneinde een effectieve bescherming van de consument te verzekeren die aan de specifieke omstandigheden van het geval is aangepast, acht de kantonrechter de maatregel van het (deels) vernietigen van de overeenkomst passend (HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236 rov. 3.8.2).
2.13.
De kantonrechter stelt Hoist in de gelegenheid zich hierover uit te laten. In het licht van een mogelijke vernietiging dient Hoist zich tevens uit te laten over de vraag wat door [gedaagde] is betaald aan krediet-/vertragingsvergoeding en kosten.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3. Beslissing
De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 18 februari 2020, waarop Hoist zich schriftelijk kan uitlaten over hetgeen is overwogen in onderdeel 2.4. en 2.5. tot en met 2.13.;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld – Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2020. (SK)