Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/7.2.2.3
7.2.2.3 De tussentijdse vermogensopstelling
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS430840:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Voetnoten
Voetnoten
Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/ EG, PB L 390 van 31.12.2004, p. 38 – 57.
Zie artikel 3 lid 5 2009/109/EG, geïmplementeerd in artikel 2:334g lid 3 BW.
Kamerstukken II, 1980-1981, 16 453, nr. 3 (Memorie van Toelichting), p. 7.
Indien het laatste boekjaar van een bij de splitsing betrokken vennootschap meer dan zes maanden voor de neerlegging of openbaarmaking van het voorstel tot splitsing is verstreken, moet in principe een tussentijdse vermogensopstelling worden opgemaakt (artikel 2:334g lid 2 BW). Dit voorschrift is gebaseerd op artikel 9 Zesde richtlijn. Een tussentijdse vermogensopstelling hoeft niet te worden opgemaakt indien de vennootschap een halljaarlijks financieel verslag als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2004/109/EG1 bekendmaakt en dit aan de aandeelhouders beschikbaar stelt.2 Artikel 9 Zesde richtlijn is grotendeels dwingend van karakter.
Indien de boekjaren van de bij de grensoverschrijdende splitsing betrokken vennootschappen niet gelijk lopen, kan het voorkomen dat voor de ene vennootschap wel een tussentijdse vermogensopstelling moet worden opgemaakt en voor de andere vennootschap niet. De vraag is vervolgens aan welke eisen de tussentijdse vermogensopstelling moet voldoen: alleen aan de eisen gesteld door het recht dat van toepassing is op de vennootschap waarvoor de tussentijdse vermogensopstelling moet worden opgesteld of ook aan de eisen gesteld door het recht dat van toepassing is op de andere bij de grensoverschrijdende splitsing betrokken vennootschap(pen).
De tussentijdse vermogensopstelling is in de eerste plaats bedoeld om inzicht te geven in de financiële positie van de vennootschap waarop deze betrekking heeft. Daarnaast kunnen aandeelhouders zich met behulp van de tussentijdse vermogensopstelling een beter beeld vormen over de ruilverhouding vanuit het perspectief van de vennootschap waarop de tussentijdse vermogensopstelling betrekking heeft. De tussentijdse vermogensopstelling is noodzakelijk om de aandeelhouders zo goed mogelijk in te lichten over de vermogenstoestand van de vennootschap.3 De tussentijdse vermogensopstelling wordt opgemaakt met inachtneming van de waarderingsmethoden die in de laatst vastgestelde jaarrekening of andere financiële verantwoording zijn toegepast (artikel 2:334g lid 2 BW en artikel 9 lid 2 Zesde richtlijn). Die laatste jaarrekening werd ingericht volgens de eisen van het op de betreffende vennootschap toepasselijke recht en niet volgens de eisen van het recht dat van toepassing is op de andere bij de grensoverschrijdende splitsing betrokken vennootschap(pen). Derhalve wordt (i) de vraag of een tussentijdse vermogensopstelling moet worden opgemaakt en zo ja (ii) aan welke eisen die tussentijdse vermogenstelling moet voldoen, louter beheerst door het recht dat van toepassing is op de vennootschap waar die tussentijdse vermogensopstelling betrekking op heeft.
Bij een evenredige grensoverschrijdende splitsing zal, gezien het dwingende karakter van artikel 22 lid 5 Zesde richtlijn, voor geen enkele bij de splitsing betrokken vennootschap een tussentijdse vermogensopstelling vereist zijn, omdat artikel 9 lid 1 sub c Zesde richtlijn en wat betreft de Nederlandse vennootschap het daarop gebaseerde artikel 2:334g BW niet van toepassing zijn.