RvdW 2012/246
Internationaal privaatrecht. Toepasselijk recht. Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980 (EVO); arbeidsovereenkomst; uitleg van art. 6 lid 2; verhouding exceptieclausule tot werknemersbeschermende objectieve conflictregel. HR stelt prejudiciële vragen aan HvJEU.
HR 03-02-2012, ECLI:NL:PHR:2012:BS8791
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 februari 2012
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
10/01806
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BS8791
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Internationaal privaatrecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2012:BS8791, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑02‑2012
ECLI:NL:PHR:2012:BS8791, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑02‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑03‑2010
- Wetingang
EVO art. 6
Essentie
Internationaal privaatrecht. Toepasselijk recht. Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst van 19 juni 1980 (EVO); arbeidsovereenkomst; uitleg van art. 6 lid 2; verhouding exceptieclausule tot werknemersbeschermende objectieve conflictregel. HR stelt prejudiciële vragen aan HvJEU.
Dient het bepaalde in art. 6 lid 2 EVO aldus te worden uitgelegd dat indien een werknemer de arbeid ter uitvoering van de overeenkomst niet alleen gewoonlijk maar ook langdurig en zonder onderbreking verricht in hetzelfde land, in alle gevallen het recht dient te worden toegepast van dat land, ook al wijzen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.