Einde inhoudsopgave
Besluit uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag burgerlijke ambtenaren defensie
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 12-04-2017
- Bronpublicatie:
13-03-2017, Stb. 2017, 150 (uitgifte: 11-04-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
12-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-2017, Stb. 2017, 150 (uitgifte: 11-04-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De inkomsten, die de betrokkene geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag van het ontslag, ter zake waarvan de uitkering is toegekend, worden met de uitkering verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Deze verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd met het bedrag waarmede de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de bezoldiging overschrijdt.
2.
Het eerste lid vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf ter hand genomen gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de uitkering is toegekend.
3.
Wanneer de betrokkene arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag van het ontslag, anders dan bedoeld in de voorgaande leden en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van toepassing, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt, dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met het ontslag, in welk geval de inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste lid.
4.
In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden wordt een tweede uitkering in mindering gebracht op de eerste uitkering. In het geval tevens inkomsten als bedoeld in het eerste en derde lid worden genoten, worden deze inkomsten, na toepassing van de vorige volzin, op de voet van het eerste lid met de tweede uitkering verrekend.
5.
In bijzondere gevallen kan Onze Minister van het hierboven bepaalde ten gunste van de betrokkene afwijken.