NJB 2019/935
Beslaglegging ‘krachtens de wet’ als bedoeld in art. 198 lid 1 Sr: njuist is de opvatting dat het verzuim het beslag tijdig te betekenen aan de eigenaar van de beslagen zaken, de geldigheid van het beslag aantast. Onttrekken in de zin van art. 198 Sr: daarvoor is niet relevant of de beslaglegger door de aan de verdachte verweten gedraging benadeeld – of bevoordeeld – is, aangezien art. 198 Sr niet beoogt de belangen van de beslaglegger te beschermen doch strekt tot eerbiediging van een daad van het openbaar gezag
HR 16-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:593
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
16 april 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma en V. van den Brink
- Zaaknummer
17/03578
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:593, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 16‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑11‑2018
- Wetingang
Essentie
Beslaglegging ‘krachtens de wet’ als bedoeld in art. 198 lid 1 Sr: njuist is de opvatting dat het verzuim het beslag tijdig te betekenen aan de eigenaar van de beslagen zaken, de geldigheid van het beslag aantast. Onttrekken in de zin van art. 198 Sr: daarvoor is niet relevant of de beslaglegger door de aan de verdachte verweten gedraging benadeeld – of bevoordeeld – is, aangezien art. 198 Sr niet beoogt de belangen van de beslaglegger te beschermen doch strekt tot eerbiediging van een daad van het openbaar gezag
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat – kort gezegd – ‘[A] […] opzettelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.