Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/7.2.3.7:7.2.3.7 Uiterlijk moment van plaatsbepaling
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/7.2.3.7
7.2.3.7 Uiterlijk moment van plaatsbepaling
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504760:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als gezegd, verdient het de voorkeur dat zo spoedig als mogelijk de plaats van arbitrage vaststaat, dit met het oog op de inachtneming van de regels die op de arbitrage van toepassing zijn. Als de plaats van arbitrage eerst in een laat stadium vaststaat, staat als gevolg daarvan ook eerst in een laat stadium vast welk arbitragerecht van toepassing is. Het is alsdan mogelijk dat regels van het toepasselijk arbitragerecht zijn geschonden die tot vernietiging van het arbitraal vonnis kunnen leiden (vgl. art. 1065 lid 1 Rv). Partijen zullen daarom bij voorkeur de plaats van arbitrage in de overeenkomst tot arbitrage opnemen. Indien partijen de plaats niet hebben bepaald, zal het scheidsgerecht dat mogen doen (art. 1037 lid 1 Rv). Ook het scheidsgerecht zal, als partijen de plaats niet hebben bepaald, zo spoedig als mogelijk een plaats bepalen. Aldus voorkomt het dat achteraf — als eenmaal de plaats van arbitrage is komen vast te staan — blijkt dat regels zijn geschonden volgens het als gevolg van de plaatsbepaling toepasselijk arbitragerecht, met alle risico's — met name het risico van vernietiging van het arbitraal vonnis — van dien.
Vraag is tot welk moment partijen respectievelijk het scheidsgerecht de plaats van arbitrage uiterlijk kunnen bepalen. Aangenomen mag worden dat partijen de plaats van arbitrage in elk geval kunnen bepalen tot het moment dat het scheidsgerecht — op de grond dat partijen nog geen plaats hadden bepaald — een plaats heeft bepaald. Het scheidsgerecht kan tot het moment waarop het arbitraal vonnis wijst, een plaats bepalen. Immers, als het scheidsgerecht geen plaats bepaalt, zal de plaats die het scheidsgerecht als plaats van de uitspraak vermeldt (en die in het algemeen zal overeenkomen met de plaats waar feitelijk uitspraak wordt gedaan), als plaats van arbitrage hebben te gelden (art. 1037 lid 2 Rv). Omdat het scheidsgerecht aldus indirect toch ook de plaats van arbitrage bepaalt, lijkt het mij mogelijk dat het scheidsgerecht zelf een plaats kan bepalen tot het moment dat het arbitraal vonnis wijst. We zouden wellicht zelfs kunnen verdedigen dat ook partijen de plaats van arbitrage kunnen bepalen tot het moment dat het scheidsgerecht arbitraal vonnis wijst, ook als het scheidsgerecht bij gebreke van een plaatsbepaling al een plaats van arbitrage hebben bepaald. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat beide partijen zich met de plaatsbepaling van het scheidsgerecht niet kunnen verenigen (bijvoorbeeld als zij buitenissig is). Partijen zullen daarbij wel met de nodige risico's die daarmee samenhangen, zoals de schending van regels die op de arbitrage als gevolg van de plaatsbepaling van toepassing raken, rekening moeten houden. Zo'n plaatsbepaling van partijen volgend op de plaatsbepaling van het scheidsgerecht is dan ook uiterst ongewenst.