Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/363
Huur bedrijfsruimte. Opzegging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik; maatstaf. Stelplicht en bewijslast t.a.v. bestaan andere mogelijkheden verhuurder.
HR 01-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:494
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 april 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
20/04149
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huurbeleid
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:494, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1005, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑10‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑01‑2021
- Wetingang
Art. 7:296 lid 1 BW
Essentie
Huur bedrijfsruimte. Opzegging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik; maatstaf. Stelplicht en bewijslast t.a.v. bestaan andere mogelijkheden verhuurder.
Samenvatting
De vraag of een verhuurder van bedrijfsruimte het verhuurde dringend nodig heeft voor eigen gebruik als bedoeld in art. 7:296 lid 1, aanhef en onder b, BW dient te worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval. De wil tot eigen gebruik moet niet alleen bestaan ten tijde van de opzegging, maar ook op het tijdstip van de uitspraak van de rechter (HR 13 juni 2008, NJ 2008/338). Met dringend nodig hebben ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.