RvdW 2018/795
OM-cassatie tegen niet-ontvankelijkverklaring OM i.v.m. schending aanwezigheidsrecht verdachte door uitzetting na instellen hoger beroep.
HR 26-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:1016
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/01738
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1016, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:446, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑10‑2017
- Wetingang
Essentie
OM-cassatie tegen niet-ontvankelijkverklaring OM i.v.m. schending aanwezigheidsrecht verdachte door uitzetting na instellen hoger beroep.
Niet-ontvankelijkverklaring van het OM komt, zowel in geval van een vormverzuim in de zin van art. 359a Sv als in geval van een inbreuk op de verdedigingsrechten van de verdachte die niet onder art. 359a Sv valt, slechts in uitzonderlijke situaties in aanmerking. In beide gevallen moet het in ieder geval gaan om een onherstelbaar vormverzuim onderscheidenlijk onherstelbare inbreuk. Nu het hof niets heeft vastgesteld omtrent de (on)mogelijkheid het aanwezigheidsrecht van verdachte alsnog te effectueren en daarmee evenmin over de vraag of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.