Regeling buitenlandse verbindingsofficieren
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2002
- Bronpublicatie:
08-03-2002, Stcrt. 2002, 61 (uitgifte: 27-03-2002, regelingnummer: CJ/PK)
- Inwerkingtreding
01-04-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2002, Stcrt. 2002, 61 (uitgifte: 27-03-2002, regelingnummer: CJ/PK)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Een buitenlandse verbindingsofficier onthoudt zich bij zijn taakuitvoering van het zelfstandig verrichten van onderzoeks- en opsporingshandelingen als onder meer bedoeld in het Wetboek van Strafvordering, daaronder begrepen het onderhouden van contacten met burgerinformanten en infiltranten.
2.
Indien ten behoeve van de zendstaat in Nederland informatie moet worden ingewonnen of verzameld of een andere opsporingshandeling is vereist, vindt dit slechts plaats na overleg met en onder het gezag van het Nederlandse openbaar ministerie door Nederlandse opsporingsambtenaren. Indien het onderzoek en de omstandigheden dit vereisen, kunnen deze opsporingsambtenaren zo nodig worden bijgestaan door speciaal voor dat doel uit het buitenland overgekomen opsporingsambtenaren, echter nimmer door de buitenlandse verbindingsofficier.