Hof Amsterdam, 08-09-2010, nr. 23-000833-08
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6408, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
08-09-2010
- Zaaknummer
23-000833-08
- LJN
BN6408
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BN6408, Uitspraak, Hof Amsterdam, 08‑09‑2010; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2008:BC4148, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 08‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Schakelbewijs; meervoudige diefstal van bronzen kunstbeelden Het hof stelt voorop dat het gebruik van schakelbewijs in beginsel niet ongeoorloofd is, maar dat dit slechts dan toelaatbaar is bij bewezenverklaring van soortgelijke feiten indien en voor zover het bewijs voor het ene feit redengevend is voor het bewijs van het andere ten laste gelegde feit, waarbij opmerking verdient dat de andere bewezenverklaringen die worden ‘geschakeld’ daarnaast zelfstandig moeten worden gefundeerd . Met het voorgaande als uitgangspunt heeft het hof bij het bewijsoordeel, slechts dan tot een bewezenverklaring kunnen komen indien en voor zover het bewijs voor feit x) voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen die de verdachte rechtstreeks verbinden met het andere ten laste gelegde feit
Partij(en)
parketnummer: 23-000833-08
datum uitspraak: 8 september 2010
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 februari 2008 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-523033-07 en 13-462775-07 (respectievelijk zaak A en B), alsmede 13-467511-05 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
[adres], [woonplaats],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 28 en 29 januari 2008 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 5 september 2008, 7 november 2008, 19 januari 2009 en 25 augustus 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlasteleggingen
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A
feit 1:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 16 januari 2007 tot en met 17 januari 2007 te Laren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (de beeldentuin van) het Singer museum heeft weggenomen 7, in elk geval één of meer (bronzen) beeld(en) (met een geschatte waarde van circa 1.330.000,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Singer museum, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een hek (welke toegang verschaft tot de beeldentuin) te forceren en/of voornoemde beelden van de sokkel (waaraan de beelden vast zaten) af te breken / af te trekken (zaakdossier 1);
feit 2:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 11 januari 2007 tot en met 12 januari 2007 te Huizen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5, in elk geval één of meer (onderdelen van) bronzen beeld(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Huizen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door voornoemde beelden van de sokkel (waaraan de beelden vast zaten) af te breken/af te trekken (zaakdossier 2);
feit 3:
hij op of omstreeks 8 januari 2007 te Ede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Score en/of Aktie Sport en/of Douglas heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een t-shirt en/of één of meer flesjes parfum (waarde circa 500 euro) en/of één of meer kledingstuk(ken) en/of één of meer paar schoen(en) (totale waarde 459,65 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde de rechtmatige eigenaar van de creditcard(s) (waarmee bovengenoemde goed(eren) is/zijn afgerekend), waardoor voornoemde Score en/of Aktie Sport en/of Douglas (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte (zaakdossier 3);
feit 4:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 november 2006 tot en met 27 januari 2007 op verschillende locaties in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) uit één of meer (beelden)tuin(en) (behorende bij een of meer woning(en) en/of één of meer kaste(e)l(en)) en/of uit één of meer woning(en) en/of bedrijfspand(en) heeft weggenomen:
- a)
in of omstreeks de periode van 14 januari 2007 tot en met 15 januari 2007 te Soest (uit de tuin van [adres]) 4, in elk geval één of meer bronzen beeld(en), toebehorende aan Stichting Hazart en/of Kunstenaarsvereniging De Ploegh (zaakdossier 5);
- b)
in of omstreeks de periode van 22 december 2006 tot en met 9 januari 2007 te Huizen uit een tuincentrum ([adres]) 6, in elk geval één of meer (loden) beeld(en) en/of 2, in elk geval één of meer (loden) vazen, toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 6);
- c)
in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 20 december 2006 te Valkenburg uit een tuin (van [slachtoffer] ) 2, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 7);
- d)
in of omstreeks de periode van 5 januari 2007 tot en met 8 januari 2007 te Loosdrecht uit een tuin (van [slachtoffer]) een bronzen beeld toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 8)
- e)
in of omstreeks de periode van 11 januari 2007 tot en met 12 januari te Maarssen uit een tuin (van [adres]) 7, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 9);
- f)
in of omstreeks de periode van 13 december 2006 tot en met 14 december 2006 te Berg en Terblijt, gemeente Valkenberg, uit een (beelden)tuin ([slachtoffer] ) 5, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 10);
- g)
op of omstreeks 4 januari 2007 te Bussum één of meer sleutel(s) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 11);
- h)
hij op of omstreeks 4 januari 2007 te Bussum een (personen)auto (merk Toyota, type Corolla, kenteken [kentekennummer]) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 11);
- i)
op of omstreeks 20 januari 2007 te Bussum in/uit een woning ([adres]) drie, in elk geval één of meer fles(en) drank en/of twee, in elk geval één of meer geldkistje(s) en/of een mobiele telefoon en/of een verrekijker en/of een fotocamera en/of een tafelklok en/of zilver tafelbestek en/of één of meer sleutel(s), toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 12);
- j)
in of omstreeks de periode van 26 januari 2007 tot en met 27 januari 2007 te Naarden in/uit een woning ([adres]) een computer en/of een printer (zaakdossier 13);
- k)
in of omstreeks de periode van 17 december 2006 tot en met 18 december 2006 te Bussum in/uit een bedrijfspand ([adres]) o.a. keukengerei en/of één of meer levensmiddel(en) en/of een audioset toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 14);
- l)
op of omstreeks 11 november 2006 te Laren in/uit een woning ([adres]) o.a. een televisie en/of een dvd-speler en/of één of meer autosleutel(s) en/of een geldkistje toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 15);
- m)
op of omstreeks 11 november 2006 te Laren een (bestel)auto (merk Peugeot, type Expert, kenteken [kentekennummer]) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 15);
- n)
in of omstreeks de periode van 25 november 2006 tot en met 26 november 2006 te Weesp een (motor)boot (type 700, kleur bruin, merk nieuwstaat Breedendam, merk motor Nanni 27 PK 3 c) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 16);
- o)
op of omstreeks 4 januari 2007 te Elburg uit een (beelden)tuin ([slachtoffer]) 6, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 18);
- p)
in of omstreeks de periode van 5 januari 2007 tot en met 8 januari 2007 te Uithoorn vanaf/uit een terrein van [adres], in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 19);
- q)
in of omstreeks de periode van 7 januari 2007 tot en met 8 januari 2007 te Bilthoven uit een tuin (van [adres]) 5, in elk geval één of meer bronzen beeld(en) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 20);
- r)
op of omstreeks 16 januari 2007 te Laren (vanaf een auto) 2, in elk geval één of meer kentekenpla(a)t(en) ([kentekennummer]) toebehorende aan [slachtoffer] (zaakdossier 21);
in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de /het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door (telkens)
- -
een hek en/of één of meer draadeind(en) los te schroeven en/of
- -
één of meer beeld(en) van de sokkel en/of van de waterput en/of van een haak af te breken/af te knippen/af te trekken en/of
- -
de schroeven (waarmee een beeld in de muur vast zat) te forceren en/of
- -
één of meer slot(ten) en/of een (stalen beveiligings)kabel te forceren
en/of door middel van een valse sleutel, in elk geval door middel van een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) niet is/was/zijn/waren gerechtigd;
en/of
(zaaksdossier 4)
hij op of omstreeks 12 januari 2007 te Laren, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen één of meer beeld(en) geheel of ten dele toebehorend aan de Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij die/dat weg te nemen beeld(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking of inklimming, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat beeld(en) is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (vervolgens) 6, in elk geval één of meer (om de beelden staande) spotje(s) heeft/hebben bespoten met (zwarte) verf en/of (vervolgens) met een koevoet, in elk geval een hard voorwerp die/dat beeld(en) getracht heeft/hebben los te wrikken/te forceren;
en/of
(zaakdossier 15)
hij op of omstreeks 12 november 2006 te Bussum, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (bestel)auto (merk Peugeot, type Expert, kenteken [kentekennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door voornoemde (bestel)auto in brand te steken;
Zaak B
feit 1:
(zaakdossier 23)
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 18 oktober 2006 tot en met 19 oktober 2006 te Muiden, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand ([adres]) heeft weggenomen o.a. één of meer kledingstuk(ken) en/of GPS-apparatuur en/of één of meer lantaarn(s) en/of één of meer zakmes(sen) en/of één of meer batterij(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een raam en/of een deur te forceren;
feit 2:
(zaakdossier 24)
hij op of omstreeks 20 oktober 2006 te Muiden, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand ([adres]) heeft weggenomen o.a. één of meer autosleutel(s) en/of één of meer kompas(sen) en/of één of meer meter(s) en/of 2, in elk geval één of meer stuurautoma(a)t(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een raam te forceren;
feit 3:
(zaakdossier 24)
hij op of omstreeks 20 oktober 2006 te Muiden, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bedrijfs)auto (merk Volkswagen, type Passat, kenteken [kentekennummer]), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die weg te nemen (bedrijfs)auto heeft verschaft en/of die weg te nemen (bedrijfs)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval door middel van een sleutel tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet is/was gerechtigd;
feit 4:
(zaakdossier 25)
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 8 april 2004 tot en met 9 april 2004 te Muiden, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (veer)boot heeft weggenomen een televisie en/of een hoeveelheid geld (circa 286 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit te forceren;
feit 5:
(zaakdossier 26)
hij op of omstreeks 24 april 2007 te Almere en/of te Huizen, in elk geval in Nederland (telefonisch) [medeverdachte 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [medeverdachte 2] dreigend de woorden toegevoegd: "vuile kankerhond, ik laat je poten breken [medeverdachte 2], later", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt, nu het hof komt tot een andere bewezenverklaring en een andere straftoemeting.
Bewijsoverwegingen
Het hof heeft bij de beoordeling van het bewijs telkens de volgende, hierna te noemen, uitgangspunten gehanteerd.
Het gebruik van “schakelbewijs”
De rechtbank heeft bij een aantal, in eerste aanleg bewezen verklaarde feiten gebruik gemaakt van zogenaamd “schakelbewijs”: de bewijsmiddelen behorende bij de diefstal van bronzen beelden uit de beeldentuin van het Singer Museum te Laren - aan de verdachte ten laste gelegd in zaak A onder feit 1 - zijn gebezigd voor het bewijs van betrokkenheid van de verdachte bij andere, soortgelijke feiten die aan hem zijn ten laste gelegd, aan de hand van onder meer aangenomen vergelijkbare modus operandi. Op grond van deze ‘schakelconstructie’, in samenhang bezien met aangestraalde zendmastgegevens van de GSM-telefoon van de verdachte dan wel met uit het technisch onderzoek, zoals dat naar voren is gekomen uit het onderzoek van de computer van medeverdachte [medeverdachte 1], gebleken internet-route-uittreksels die op die computer zijn opgezocht, concludeerde de rechtbank tot de bewezenverklaring van een aantal gelijksoortige zaken van diefstal van bronzen beelden.
Het hof stelt voorop dat het gebruik van schakelbewijs in beginsel niet ongeoorloofd is, maar dat dit slechts dan toelaatbaar is bij bewezenverklaring van soortgelijke feiten indien en voor zover het bewijs voor het ene feit redengevend is voor het bewijs van het andere ten laste gelegde feit, waarbij opmerking verdient dat de andere bewezenverklaringen die worden ‘geschakeld’ daarnaast zelfstandig moeten worden gefundeerd (Corstens, 2008, p. 718). Anders dan de advocaat-generaal is het hof van mening dat de modus operandi van de diefstal uit de beeldentuin van het Singer Museum en de daarbij behorende bewijsmiddelen niet redengevend zijn voor een aantal andere ten laste gelegde diefstallen.
Met het voorgaande als uitgangspunt heeft het hof bij het bewijsoordeel, slechts dan tot een bewezenverklaring kunnen komen indien en voor zover het bewijs voor feit x) voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen die de verdachte rechtstreeks verbinden met het andere ten laste gelegde feit. Met andere woorden: Er zal altijd meer nodig zijn dan de modus operandi zoals bij de diefstal van bronzen beelden uit de beeldentuin van het Singer Museum wordt bewezen verklaard. Het hof zal dan ook tot een andere bewezenverklaring komen dan in eerste aanleg.
Ten aanzien van zendmastgegevens GSM-telefoonverkeer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de historische telefoongegevens op basis van de aangestraalde zendmasten een onbetrouwbare methode is om vast te stellen waar een persoon zich op een bepaald moment heeft bevonden, zodat deze niet als steunbewijs kunnen dienen.
Gelet op de verklaringen, afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, van getuige-deskundige J.D. Rijnders op 31 augustus 2009 en van getuige-deskundige H.G. Smit op 14 december 2009, acht het hof de in het dossier aanwezige zendmastgegevens van de GSM-telefoons voldoende betrouwbaar om als bewijs te dienen, in dier voege dat deze gegevens slechts een ondersteunend karakter kunnen hebben. Terwijl deze gegevens slechts duiden op het feit dat de verdachte ten tijde van het feit in de buurt van het plaats delict moet zijn geweest en derhalve in de gelegenheid was om het feit te plegen, brengt dit gegeven niet zonder meer met zich dat de verdachte degene is geweest die het feit daadwerkelijk heeft gepleegd. In die zaken waarin slechts de zendmastgegevens van de GSM-telefoon van de verdachte voorhanden zijn zonder enig ander (direct) bewijs dat redengevend is voor de betrokkenheid van de verdachte, komt het hof derhalve tot de vrijspraak van de verdachte.
Ten aanzien van computergegevens
Uit een technisch onderzoek van de computer die in beslag is genomen in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn verscheidene route-uittreksels en webpagina’s met informatie over bronzen kunstwerken naar voren gekomen. Deze route-uittreksels en webpagina’s betreffen adressen van beeldentuinen en kunstwerken behorende bij de diefstallen, ten laste gelegd aan de verdachte.
Ook te dien aanzien is het hof van oordeel dat deze gegevens slechts als indirect bewijs kunnen dienen, nu zij slechts aanwijzingen betreffen en niet buiten twijfel stellen dat het de verdachte is geweest die het ten laste gelegde heeft begaan. In die zaken waarin slechts gegevens uit het computeronderzoek voorhanden zijn zonder verankering in enig ander direct bewijs, is het hof van oordeel dat het ten laste gelegde niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van het in zaak B onder feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde
In deze zaken, die andersoortige feiten betreffen dan de diefstallen van bronzen beelden, is, buiten de aangiften van diefstal en DNA-sporen die uit een NFI-onderzoek met het DNA van de verdachte blijken overeen te komen, geen ander bewijs aanwezig in het dossier. Hoewel het DNA-bewijs een sterke aanwijzing vormt voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat DNA-bewijs op zichzelf beschouwd niet buiten redelijke twijfel stelt dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat in dit geval niet bepalend is of het DNA-spoor is aangetroffen op een verplaatsbaar voorwerp. In de afwezigheid van ander redengevend bewijs voldoet de bewijsvoering in deze zaken niet aan het wettelijke bewijsminimum, zodat de verdachte vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van verklaringen van [medeverdachte 2]
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 2] buiten beschouwing gelaten dienen te worden bij het bewijsoordeel wegens onbetrouwbaarheid. Volgens de raadsman probeert [medeverdachte 2] zijn eigen aandeel in de ten laste gelegde feiten te verkleinen door belastend over de verdachte te verklaren en blijkt zijn onbetrouwbaarheid onder meer uit het feit dat hij – zoals nadien ook is vastgesteld en door [medeverdachte 2] is toegegeven - een valse aangifte heeft afgelegd, inhoudende dat hij meer dan één keer is bedreigd door de verdachte.
Het hof is van oordeel dat hetgeen [medeverdachte 2] heeft verklaard tijdens zijn politieverhoor op 28 januari 2007, omstreeks 10:17 uur, dossierpagina’s 1-141 tot en met 142, niet specifiek genoeg is met betrekking tot enkele aan de verdachte ten laste gelegde feiten ten einde als redengevend bewijs te kunnen worden aangemerkt voor die feiten. Het hof zal dan ook deze verklaring van [medeverdachte 2] in zo verre niet voor het bewijs bezigen, ook niet als indirect bewijs. Het hof doelt hier op de verklaring inhoudende dat hij in algemene bewoordingen heeft verklaard over diefstallen van beelden.
Dit is echter anders daar waar [medeverdachte 2] gedetailleerd heeft verklaard over de betrokkenheid en de rol van de verdachte met betrekking tot een bepaald gedetailleerd omschreven en specifiek ten laste gelegd feit. Deze verklaringen betreffen kenmerkende details van een aantal feiten en worden, in tegenstelling tot de hiervoor genoemde verklaring, ondersteund door andere onafhankelijke getuigenverklaringen en objectief verifieerbare gegevens.
Ten aanzien van de aangiften van bedreiging gedaan door [medeverdachte 2] jegens de verdachte, ten laste gelegd in zaak B onder feit 5, overweegt het hof dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte [medeverdachte 2] ten minste eenmaal telefonisch heeft bedreigd. Daaraan doet niet af dat [medeverdachte 2] één, nadien vals gebleken, aangifte jegens de verdachte heeft afgelegd.
Dat [medeverdachte 2] zijn eigen aandeel in de feiten probeert te bagatelliseren door belastend te verklaren over de activiteiten van de verdachte is niet aannemelijk geworden en het hof wijst voorts op de omstandigheid dat [medeverdachte 2] ook zijn eigen aandeel in de feiten niet heeft bemanteld in zijn verklaringen.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A, onder feit 4 sub b, sub c, sub d, sub e, sub f, sub k, sub o, sub p, sub q, sub r, en in zaak B, onder feiten 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A, onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 sub a, sub g, sub h, sub i, sub j, sub l, sub m, sub n, vanaf “en/of (zaakdossier 4)” tot en met “los te wrikken”, en vanaf “en/of (zaakdossier 15)” tot en met “in brand te steken”, en in zaak B, onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
feit 1:
hij in de periode van 16 januari 2007 tot en met 17 januari 2007 te Laren tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de beeldentuin van het Singer museum heeft weggenomen 7 bronzen beelden, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door een hek, welke toegang verschaft tot de beeldentuin, te forceren en voornoemde beelden van de sokkel, waaraan de beelden vast zaten, af te breken (zaakdossier 1);
feit 2:
hij in de periode van 11 januari 2007 tot en met 12 januari 2007 te Huizen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5, (onderdelen van) bronzen beelden, toebehorende aan de gemeente Huizen, waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, door voornoemde beelden van de sokkel, waaraan de beelden vast zaten, af te breken (zaakdossier 2);
feit 3:
hij op 8 januari 2007 te Ede tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid de Score en Aktie Sport en Douglas hebben bewogen tot de afgifte van een t-shirt, flesjes parfum, kledingstukken en schoenen, hebbende verdachte en zijn mededaders toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - in strijd met de waarheid zich voorgedaan als rechtmatige eigenaar van de creditcard waarmee bovengenoemde goederen zijn afgerekend, waardoor voornoemde Score en Aktie Sport en Douglas telkens werden bewogen tot bovenomschreven afgifte (zaakdossier 3);
feit 4:
hij tezamen en in vereniging met een ander:
- a)
in de periode van 14 januari 2007 tot en met 15 januari 2007 te Soest, in de tuin van [adres], 4 bronzen beelden, toebehorende aan Stichting Hazart en Kunstenaarsvereniging De Ploegh, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door een hek los te schroeven (zaakdossier 5);
- n)
in de periode van 25 november 2006 tot en met 26 november 2006 te Weesp een motorboot, type 700, kleur bruin, merk Breedendam, merk motor Nanni 27 PK 3 c, toebehorende aan [slachtoffer] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door sloten en een stalen beveiligingskabel te forceren (zaakdossier 16);
hij tezamen en in vereniging met anderen,
- j)
in de periode van 26 januari 2007 tot en met 27 januari 2007 te Naarden in een woning, [adres], een computer en een printer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel (zaakdossier 13);
- l)
op 11 november 2006 te Laren in een woning, [adres], o.a. een televisie en een dvd-speler en een autosleutel en een geldkistje toebehorende aan [slachtoffer] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben door middel van een valse sleutel (zaakdossier 15);
- m)
op 11 november 2006 te Laren een auto, merk Peugeot, type Expert, kenteken [kentekennummer], toebehorende aan [slachtoffer] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel (zaakdossier 15);
hij
- g)
op 4 januari 2007 te Bussum sleutels toebehorende aan [slachtoffer] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand heeft weggenomen (zaakdossier 11);
- h)
hij op 4 januari 2007 te Bussum een personenauto, merk Toyota, type Corolla, kenteken [kentekennummer], toebehorende aan [slachtoffer] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (zaakdossier 11);
- i)
op 20 januari 2007 te Bussum in een woning, [adres], drie flessen drank, twee geldkistjes, een mobiele telefoon, een verrekijker, een fotocamera, een tafelklok, zilver tafelbestek en sleutels, toebehorende aan [slachtoffer] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (zaakdossier 12);
en
hij op 12 januari 2007 te Laren, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen beelden toebehorende aan de Rabobank, en zich daarbij die weg te nemen beelden onder hun bereik te brengen door middel van verbreking, opzettelijk met zijn mededader naar die beelden zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader vervolgens om de beelden staande spotjes hebben bespoten met zwarte verf en vervolgens met een koevoet, die beelden getracht hebben los te wrikken (zaaksdossier 4);
en
hij op 12 november 2006 te Bussum opzettelijk en wederrechtelijk een auto, merk Peugeot, type Expert, kenteken [kentekennummer], toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield door voornoemde auto in brand te steken (zaakdossier 15).
Zaak B
feit 5:
hij op 24 april 2007 te Almere en/of te Huizen telefonisch [medeverdachte 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [medeverdachte 2] dreigend de woorden toegevoegd: "vuile kankerhond, ik laat je poten breken [medeverdachte 2], later" (zaakdossier 26).
Hetgeen in zaak A, onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 sub a, sub g, sub h, sub i, sub j, sub l, sub m, sub n, vanaf en/of (zaakdossier 4) tot en met los te wrikken, en vanaf en/of (zaakdossier 15) tot en met in brand te steken, en in zaak B, onder feit 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder feit 1 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 2 en onder feit 4 sub n bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 4 sub a bewezen verklaarde
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 3 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
ten aanzien van het in zaak A, onder feit 4 sub g en sub i bewezen verklaarde:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 4 sub h bewezen verklaarde:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 4 sub j en sub l bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 4 sub m bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 4 bewezen verklaarde vanaf “en/of (zaakdossier 4)” tot en met “los te wrikken”:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van het in zaak A onder feit 4 bewezen verklaarde vanaf “en/of (zaakdossier 15)” tot en met “in brand te steken”:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van het in zaak B onder feit 5 bewezen verklaarde:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen en maatregel
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder zaak A feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 sub a, b, d, e, f, g, h, i, j, l, m, p, q, vanaf “en/of (zaakdossier 15)” t/m “in brand te steken”, zaak B feit 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot 54 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden en de verbeurdverklaring van het in beslag genomen voorwerp gelast.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak B ten laste gelegde en het in zaak A ten laste gelegde, met uitzondering van het onder feit 4 sub c, sub k, sub r en het onder “en/of” m.b.t. zaakdossier 4 ten laste gelegde, zal worden veroordeeld tot 54 maanden gevangenisstraf met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden en de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen gevorderd. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal verwezen naar hetgeen de rechter in eerste aanleg heeft beslist.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een relatief kort tijdbestek schuldig gemaakt aan een groot aantal diefstallen. De verdachte heeft zich vooreerst samen met een ander schuldig gemaakt aan een veel ophef veroorzakende diefstal van bronzen beelden uit de beeldentuin van het Singer Museum te Laren en voorts aan een aantal andere diefstallen van bronzen beelden die gepaard gingen met bruut geweld waarbij de beelden soms onherstelbaar zijn vernield. Het ging de verdachte en zijn mededader niet om de artistieke waarde van de kunstvoorwerpen, maar zuiver en alleen om het materiaal van de beelden, brons, teneinde dat te kunnen verkopen. De verdachte en zijn mededader hebben telkens slechts hun eigen financieel gewin op het oog gehad.
Daarnaast heeft de verdachte zich, niet alleen samen met anderen maar ook alleen, schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen uit woningen, een bedrijfskantoor en diefstallen van voertuigen. Het hof onderstreept dat woninginbraken een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de burgers, hetgeen maatschap¬pelijke onrust veroor¬zaakt en bij velen een gevoel van onveilig¬heid teweegbrengt. Het hof rekent de verdachte aan dat hij bij het plegen van de reeks diefstallen zonder respect voor andermans eigendom en zonder na te denken over de consequenties van zijn daden te werk is gegaan.
De verdachte heeft door zijn handelen de eigenaren en kunstenaars niet alleen financieel nadeel maar ook emotioneel leed bezorgd.
Bovendien heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, oplichting en vernieling.
Voorts heeft het hof ten nadele van de verdachte laten meewegen dat uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 augustus 2010 blijkt dat de verdachte eerder meermalen ter zake van misdrijven is veroordeeld.
Gelet op de ernst van de feiten en omstandigheden acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden.
Met betrekking tot de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 van het EVRM overweegt het hof als volgt. De verdachte heeft op 12 februari 2008 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van diezelfde dag. Het dossier is op 14 augustus 2008 ter griffie van het hof ingekomen en heden, op 8 september 2010, zal het hof arrest wijzen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 van het EVRM is overschreden bij de behandeling in hoger beroep met 7 maanden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn gesteld noch gebleken.
Het hof zou, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmer¬king nemende, een on¬voor¬waar¬delijke gevangenisstraf van 35 maanden hebben opgelegd. Gelet echter op het feit dat sprake is geweest van de hiervoor vastgestelde overschrij¬ding van de redelijke termijn zal het hof de straf met 2 maanden matigen.
De hierna als zodanig te melden in beslag genomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien de voorwerpen geheel of grotendeels door middel van het in zaak A onder feit 3 bewezen verklaarde is verkregen.
Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 5 september 2006, parketnummer 13-467511-05, van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, de tenuitvoerlegging van de bij dat vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden dient te worden gelast.
Vordering van de benadeelde partij Stichting Singer Memorial Foundation t.a.v. dhr. [gemachtigde 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 260.000,-.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Deze kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het hof zal de benadeelde partij daarin dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij Kunststichting Hazart t.a.v. dhr. [gemachtigde 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub a ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub a ten laste gelegde.
In eerste aanleg is geen beslissing genomen over de vordering.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub b ten laste gelegde.
In eerste aanleg is geen beslissing genomen over de vordering.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub b ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub c ten laste gelegde.
In eerste aanleg is geen beslissing genomen over de vordering.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub c ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub d ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub d ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub e ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 14.900,- zoals aan haar in eerste aanleg is toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub e ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub o ten laste gelegde.
De benadeelde partij is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 3508,23.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub o ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub p ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub p ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte in zaak A onder feit 4 sub q ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
Nu verdachte van het in zaak A onder feit 4 sub q ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 285, 310, 311, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A, onder feit 4 sub b, sub c, sub d, sub e, sub f, sub k, sub o, sub p, sub q, sub r, en in zaak B, onder feiten 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A, onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 sub a, sub g, sub h, sub i, sub j, sub l, sub m, sub n, vanaf “en/of (zaakdossier 4)” tot en met “los te wrikken”, en vanaf “en/of (zaakdossier 15)” tot en met “in brand te steken”, en in zaak B, onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A, onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 sub a, sub g, sub h, sub i, sub j, sub l, sub m, sub n, vanaf “en/of (zaakdossier 4)” tot en met “los te wrikken”, en vanaf “en/of (zaakdossier 15)” tot en met “in brand te steken”, en in zaak B, onder feit 5 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 (drieëndertig) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 2.00.
Stuks schoeisel, kleur: wit/blauw
Nike Airmax maat 44.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de Politierechter te Amsterdam van 5 september 2006, met parketnummer 13-467511-05, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Ten aanzien van de benadeelde partij Stichting Singer Memorial Foundation t.a.v. dhr. [gemachtigde 1]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 1 bewezen verklaarde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij Kunststichting Hazart t.a.v. dhr. [gemachtigde 2]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub a bewezen verklaarde en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, in dier voege dat indien (en voor zover) de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan (in zoverre) zal zijn bevrijd, om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Kunststichting Hazart t.a.v. dhr. [gemachtigde 2], wonende te Soest, een bedrag van € 4.375,- (vierduizend driehonderdvijfenzeventig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 4.375,- (vierduizend driehonderdvijfenzeventig euro), zulks ten behoeve van Kunststichting Hazart t.a.v. dhr. [gemachtigde 2].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 53 (drieënvijftig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]:
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub a bewezen verklaarde en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, in dier voege dat indien (en voor zover) de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan (in zoverre) zal zijn bevrijd, om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te Haastrecht, een bedrag van € 12.000,- (twaalfduizend euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 12.000,- (twaalfduizend euro), zulks ten behoeve van [benadeelde partij 1].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 95 (vijfennegentig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte en/of een ander heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub b ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub c ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub d ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub e ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub o ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 7]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub p ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 8]:
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het in zaak A onder feit 4 sub q ten laste gelegde niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. M. Jurgens, R.C.P. Haentjens en P.J. Baauw, in tegenwoordigheid van mr. D. Hwang, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 september 2010.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.