Rb. Maastricht, 26-01-2011, nr. 03-700375-09
ECLI:NL:RBMAA:2011:BP8584
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
26-01-2011
- Zaaknummer
03-700375-09
- LJN
BP8584
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2011:BP8584, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 26‑01‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 26‑01‑2011
Inhoudsindicatie
Inrijden op en aanrijden van een verkeersregelaar. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de afstand tussen de personenauto en het stachtoffer gering was en dat de snelheid van de auto vóór de aanrijding laag was. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Partij(en)
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700375-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2011
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is, na verwijzing door de politierechter d.d. 21 augustus 2009, inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2011, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
heeft gepoogd [naam slachtoffer 1] met opzet te doden dan wel zwaar te mishandelen dan wel [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd door met een auto op hem in te rijden en aan te rijden en zonder te stoppen door te rijden over de plaats waar [naam slachtoffer 1] stond of zich bevond.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag, omdat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat verdachte de intentie had om [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven. De officier van justitie is evenwel van mening dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Verdachte is met enige snelheid en met hoge toeren ingereden op en aangereden tegen [naam slachtoffer 1] en is vervolgens zonder te stoppen doorgereden. Aldus heeft verdachte het voorwaardelijk opzet gehad om [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor alle varianten van het feit op de dagvaarding. De verklaringen van de getuigen zijn niet eensluidend en bovendien onderling tegenstrijdig. Er kan derhalve niet zonder twijfel worden vastgesteld dat verdachte de delictsomschrijvingen heeft vervuld.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaande feiten
Op 28 juni 2009 vond in de gemeente Heerlen het Nederlands kampioenschap wielrennen plaats. Aangever [naam slachtoffer 1] fungeerde tijdens dit evenement als verkeersregelaar en was als zodanig ook herkenbaar omdat hij een oranje vest met het opschrift ‘verkeersregelaar’ droeg. Aangever stond ter hoogte van de [P-straat] en de kruising met de [K-straat] te Heerlen. Verdachte kwam daar ter plaatse als bestuurster van een personenauto.
Redengevende feiten en omstandigheden
Aangever heeft verklaard dat hij een vrouw in een auto zag komen aanrijden. Tussen hem en de auto stond een hek en bevond zich eveneens een vluchtheuvel. Hij attendeerde de vrouw erop dat zij niet kon doorrijden omdat de weg afgesloten was. De vrouw zette - na haar ongenoegen hierover kenbaar te hebben gemaakt - haar auto achteruit. Aangever gaf haar daarna met zijn armen aanwijzingen welke richting zij diende te volgen. Hij zag vervolgens dat de vrouw met haar auto hard vooruit naar links reed, langs zijn gedeelte van de vluchtheuvel stuurde en recht op hem kwam afgereden. Op het moment dat de vrouw vooruit reed bevond hij zich op ongeveer 2 meter afstand van de auto. Hij voelde dat de vrouw met de rechtervoorzijde van haar auto hard tegen zijn benen aanreed. Aangever voelde een hevige pijn in zijn benen. Hij raakte uit balans en kwam daardoor op de motorkap van de auto terecht. Ondertussen reed de vrouw met onverminderde snelheid door. Nadat hij zich van de motorkap had afgeduwd, reed de vrouw hard weg.
Getuige [naam getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de vrouw in de auto al spookrijdend de [P-straat] wilde oprijden en dat de verkeersregelaar voor de auto sprong en met zijn handen gebaarde dat de vrouw niet kon doorrijden. De afstand tussen de verkeersregelaar en de auto was op dat moment volgens [naam getuige 1] tussen de 50 en 100 centimeter. De vrouw gaf een paar keer flink gas om aan te geven dat zij toch wilde doorrijden, daarbij liet zij de auto steeds een paar centimeter naar voren rollen. De laatste keer dat zij flink gas gaf nam zij de verkeersregelaar mee op de motorkap van de auto. [naam getuige 1] hoorde een klap toen de verkeersregelaar op de motorkap terechtkwam.
Aangever is naar de huisartsenpost gegaan, alwaar enig letsel werd geconstateerd. Verdachte heeft ontkend dat zij (on)bewust op de verkeersregelaar is ingereden en hem heeft aangereden.
De rechtbank is anders dan de raadsman van verdachte van oordeel dat de verkeersregelaar die verdachte aansprak de aangever is geweest. Het dossier biedt volgens de rechtbank daartoe voldoende aanknopingspunten, zodat naar het oordeel van de rechtbank daar geen twijfel over bestaat. Voor zover in de verklaringen wordt gesproken over ‘de vrouw’ wordt daarmee verdachte bedoeld, hetgeen door verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting niet is betwist en door de rechtbank reeds als vaststaand feit is aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte het opzet had om [naam slachtoffer 1] te doden dan wel dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [naam slachtoffer 1] door haar handelen zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank overweegt hiertoe dat de afstand tussen de personenauto en [naam slachtoffer 1] gering was en dat de snelheid van de auto vóór de aanrijding laag was. De rechtbank spreekt verdachte daarom van het primair ten laste gelegde vrij.
De rechtbank is van oordeel dat evenmin is komen vast te staan, dat het de bedoeling van verdachte was om opzettelijk [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank acht echter wel bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam slachtoffer 1]. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is volgens vaste jurisprudentie aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich, door met een zwaar voertuig met enige snelheid in te rijden op een verder onbeschermde voetganger, aangever [naam slachtoffer 1], en hem vervolgens aan te rijden, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij [naam slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Verdachte heeft, door aldus te handelen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard en op de koop toegenomen, dat [naam slachtoffer 1] door de aanrijding zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
De rechtbank stelt net als de raadsman van verdachte vast dat er enkele discrepanties zijn tussen de verklaringen van de diverse getuigen. De rechtbank heeft voor het bewijs enkel gebruik gemaakt van de getuigenverklaring van [naam getuige 1]. Hoewel er enige discrepanties te bespeuren zijn tasten deze echter de kern van het verwijt dat aan verdachte is gemaakt niet aan. De verklaring van [naam getuige 1] is betrouwbaar en de discrepanties nopen niet tot een ander oordeel.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 28 juni 2009 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet met een door haar bestuurde auto met enige snelheid en zonder te remmen op die [naam slachtoffer] is ingereden en vervolgens die [naam slachtoffer] heeft aangereden en zonder te stoppen is doorgereden over de plaats waar die [naam slachtoffer] stond of zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair:
poging tot zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
5
De strafoplegging
5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht en om aan verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de duur van 18 maanden.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de strafmaat bepleit te volstaan met het opleggen van een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is vanwege haar frustratie dat zij tijdelijk niet via de kortste route bij haar huis kon komen met een auto ingereden op een verkeersregelaar en heeft deze tevens aangereden. Verdachte heeft achteloos en zonder zich te bekommeren om het welzijn van deze verkeersregelaar, het door haar bestuurde motorrijtuig gebruikt als wapen om zich een weg te banen. Het gedrag van verdachte getuigt van disrespect voor de lichamelijke integriteit van een ander. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook het feit dat haar optreden gericht was tegen een verkeersregelaar werkt strafverzwarend. Verkeersregelaars (veelal vrijwilligers) verdienen beschermd te worden tegen mensen die hun aanwijzingen negeren.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ten voordele van verdachte in het bijzonder rekening gehouden met de omstandigheden dat zij nog niet eerder is veroordeeld, dat het letsel van de verkeersregelaar beperkt is gebleven en dat de snelheid van de auto vóór de aanrijding laag was. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop (van circa 10 maanden) tussen de voltooiing van de werkzaamheden van de rechter-commissaris en het moment waarop de zaak wederom ter terechtzitting is aangebracht.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank oplegging van een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 150 uren passend en geboden. De gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de rechtbank onder de gegeven omstandigheden een te zware sanctie.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 3 maanden. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank ten slotte aan verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden
Het verweer dat verdachte, kort gezegd, haar rijbewijs moeilijk kan missen, wordt door de rechtbank verworpen, omdat het belang van de bescherming van de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het belang van verdachte bij behoud van het rijbewijs in het hieronder te bepalen tijdvak.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid noodzakelijk om verdachte de onjuistheid van de bewezenverklaarde handelwijze te doen inzien. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte voor het behoud van haar werk redelijkerwijs geen andere vervoersmogelijkheid ter beschikking staat, te meer nu zij werkzaam is in haar woonplaats Heerlen.
6
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk;
- -
bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- -
veroordeelt verdachte tot werkstraf voor de duur van 150 uren;
- -
beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 75 dagen;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van twee uur per dag;
- -
ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter, mr. B.G.L. van der Aa en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 januari 2011.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een door haar bestuurde auto met hoge snelheid, althans met enige snelheid en/of met hoge toeren en/of zonder te remmen op die [naam slachtoffer] is ingereden en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft aangereden en/of (zonder te stoppen) is doorgereden over de plaats waar die [naam slachtoffer] stond of zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door haar bestuurde auto met hoge snelheid, althans met enige snelheid en/of met hoge toeren en/of zonder te remmen op die [naam slachtoffer] is ingereden en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] heeft aangereden en/of (zonder te stoppen) is doorgereden over de plaats waar die [naam slachtoffer] stond of zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Heerlen [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een door haar bestuurde auto met hoge snelheid, althans met enige snelheid en/of met hoge toeren en/of zonder te remmen op die [naam slachtoffer] ingereden en/of (vervolgens) die [naam slachtoffer] aangereden en/of (zonder te stoppen) is doorgereden over de plaats waar die [naam slachtoffer] stond of zich bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/700375-09
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 26 januari 2011 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat zij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.