Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van het Koninkrijk Bahrein tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Protocol
Geldend
Geldend vanaf 24-12-2009
- Bronpublicatie:
16-04-2008, Trb. 2008, 119 (uitgifte: 16-06-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-01-2010, Trb. 2010, 12 (uitgifte: 13-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
Bij de ondertekening van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, heden gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Bahrein, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van het Verdrag vormen.
A. Algemeen
1
Het is wel te verstaan dat de bepalingen van het Verdrag die gelijk zijn of grotendeels gelijk zijn aan de desbetreffende bepalingen van het OESO-modelverdrag inzake dubbele belasting naar het inkomen en naar het vermogen dienen te worden uitgelegd overeenkomstig het commentaar van de OESO op deze bepalingen op het tijdstip van ondertekening van het Verdrag en overeenkomstig latere wijzigingen ter verduidelijking van het commentaar van de OESO op deze bepalingen. De strekking van de voorgaande volzin is niet van toepassing op afwijkende interpretaties overeengekomen in dit Protocol, op afwijkende interpretaties overeengekomen door de bevoegde autoriteiten nadat het Verdrag in werking is getreden of op voorbehouden bij of opmerkingen van een Verdragsluitende Staat ten aanzien van het OESO-modelverdrag inzake dubbele belasting naar het inkomen en naar het vermogen of ten aanzien van het commentaar van de OESO.
2
In het geval dat een bestanddeel van het inkomen verkregen door of door tussenkomst van een persoon die fiscaal transparant is krachtens de wetgeving van een van beide Staten, wordt dat bestanddeel geacht te zijn verkregen door een inwoner van een Staat voor zover dat bestanddeel voor de toepassing van de belastingwetgeving van die Staat wordt behandeld als het inkomen van een inwoner. Indien krachtens de voorgaande volzin een bestanddeel van het inkomen door een Staat geacht wordt te zijn verkregen door een persoon die inwoner is van die Staat en hetzelfde bestanddeel door de andere Staat geacht wordt te zijn verkregen door een andere persoon die inwoner is van die andere Staat, belet de voorgaande volzin geen van beide Staten dat bestanddeel te belasten als het inkomen van de persoon die door die Staat geacht wordt het bestanddeel te hebben verkregen.
3
Indien in overeenstemming met het tweede lid een bestanddeel van het inkomen wordt belast in een Verdragsluitende Staat als toebehorend aan een persoon die fiscaal transparant is krachtens de wetgeving van de andere Staat en tevens belast wordt als toebehorend aan een inwoner van de andere Verdragsluitende Staat als gerechtigde in een dergelijke persoon, dient de andere Staat fiscale faciliëring te bieden ter zake van belastingen geheven in de eerstbedoelde Staat over dat bestanddeel van het inkomen in overeenstemming met de bepalingen van artikel 22.
B. Ad artikel 3, tweede lid, en artikel 25
Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten in onderlinge overeenstemming een oplossing binnen de context van het Verdrag hebben bereikt voor gevallen waarin
- a.
artikel 3, tweede lid, wordt toegepast met betrekking tot de uitlegging van een in het Verdrag niet omschreven uitdrukking; of
- b.
verschillen in kwalificatie (bijvoorbeeld van een bestanddeel van het inkomen of van een persoon)
zou of zouden leiden tot dubbele belasting of dubbele vrijstelling, deze oplossing, na bekendmaking ervan door beide bevoegde autoriteiten, ook bindend zal zijn bij de toepassing van de bepalingen van het Verdrag in andere, gelijksoortige gevallen.
C. Ad artikel 4
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats in een van de Verdragsluitende Staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van de Verdragsluitende Staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
D. Ad artikel 5, tweede lid, onderdelen g en h
Het is wel te verstaan dat een ruimte gebruikt voor de verkoop en een opslagplaats van een persoon die derden opslagruimte ter beschikking stelt uitsluitend als vaste inrichting kunnen worden aangemerkt voor zover de overige activiteiten van de onderneming in de andere Verdragsluitende Staat bestaan uit bedrijfsactiviteiten die een vaste inrichting vormen in de zin van artikel 5.
E. Ad artikelen 5, 6, 7, 13 en 23
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de Verdragsluitende Staat op wiens zeebodem en de ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, alsmede dat deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die Staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
F. Ad artikel 7
1
Vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen studies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor diensten van adviserende of toezichthoudende aard, worden aangemerkt als vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 van toepassing zijn.
2
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een Verdragsluitende Staat in de andere Verdragsluitende Staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen. Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag van de overeenkomst, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de Verdragsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd. De voordelen die betrekking hebben op het deel van de overeenkomst dat wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar in de Verdragsluitende Staat waarvan de onderneming inwoner is.
G. Ad artikel 8
Het is wel te verstaan dat de bepalingen van artikel 8 tevens van toepassing zijn op belastingen geheven op basis van bruto ontvangsten uit het vervoer van passagiers en vracht in internationaal verkeer.
H. Ad artikel 10
Niettegenstaande artikel 10, tweede lid, heft de Verdragsluitende Staat waarvan het lichaam inwoner is geen belasting over door dat lichaam betaalde dividenden, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden een pensioenfonds is als bedoeld in artikel 4, tweede lid.
I. Ad artikelen 10, 11 en 12
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de Staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
J. Ad artikelen 10 en 13
Het is wel te verstaan dat inkomsten die worden ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen door een lichaam worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
K. Ad artikel 25
De bevoegde autoriteiten van de Staten kunnen, zo nodig in strijd met hun respectieve nationale wetgeving, ter zake van een overeengekomen regeling in het kader van een procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 25, tevens overeenkomen dat de Staat, waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een additionele belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing geen belastingverhogingen, bestuursrechtelijke boetes, interest en kosten zal opleggen, indien de andere Staat, waarin ingevolge de regeling sprake is van een overeenkomstige vermindering van belasting, afziet van de betaling van een aanvullende vergoeding verschuldigd met betrekking tot een dergelijke vermindering van belasting.
L. Ad artikel 26
1
De bepalingen van artikel 26 zijn van dienovereenkomstige toepassing op inlichtingen die relevant zijn voor het uitvoeren van inkomensgerelateerde voorschriften uit hoofde van de Nederlandse wetgeving door de Nederlandse autoriteiten die belast zijn met de implementatie, administratie of tenuitvoerlegging van deze inkomensgerelateerde voorschriften.
2
Alle inlichtingen die uit hoofde van het eerste lid van dit artikel juncto artikel 26 van dit Verdrag worden ontvangen, worden uitsluitend gebruikt ten behoeve van de vaststelling en heffing van de bijdragen en de vaststelling en toewijzing van de voordelen uit hoofde van de inkomensgerelateerde voorschriften bedoeld in het eerste lid.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Protocol hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Den Haag op 16 april 2008, in de Nederlandse, de Arabische en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek. Ingeval de Nederlandse en de Arabische tekst verschillend kunnen worden uitgelegd, is de Engelse tekst doorslaggevend.