NJB 2017/2233:Toepassing HvJ EU 26 juli 2017, ECLI:EU:C:2017:590, C-225/16 over de wijze van berekening van de termijn van vijf jaren in art. 11 lid 2 EU Terugkeerrichtlijn 2008/115/EG en over het overgangsrecht daaromtrent. De maximale duur van het inreisverbod als bedoeld in art. 11 lid 2 Terugkeerrichtlijn moet worden berekend vanaf het tijdstip waarop de betrokkene het grondgebied van de lidstaten daadwerkelijk heeft verlaten. De Terugkeerrichtlijn verzet zich niet ertegen dat op grond van art. 197 Sr een gevangenisstraf wordt opgelegd aan een tot ongewenst vreemdeling verklaarde onderdaan van een derde land in de zin van art. 3 lid 1 Terugkeerrichtlijn op wie de bij die richtlijn voorziene terugkeerprocedure is toegepast en die, zonder geldige reden om niet terug te keren, illegaal in Nederland verblijft. De rechter die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens handelen in strijd met art. 197 Sr, dient zich ervan te vergewissen dat de stappen van de in de Terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure zijn doorlopen en daarvan in de motivering van zijn beslissing blijk te geven. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad over de Terugkeerrichtlijn vloeit niet voort dat de feitenrechter in een geval waarin deze heeft vastgesteld dat de stappen van de in de Terugkeerrichtlijn vastgelegde terugkeerprocedure op een eerder moment zijn doorlopen, zich ervan dient te vergewissen dat die stappen niet nogmaals dienen te worden doorlopen, alvorens hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt wegens handelen in strijd met art. 197 Sr