NJ 2015/62
Toerekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
HR 02-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3491, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 december 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
12/05660
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
J.M. Reijntjes
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS97176:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3491, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:2227, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑08‑2013
- Wetingang
Art. 36e Sr
Essentie
De aan de mate van toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag liggende feiten en omstandigheden hoeven niet aan wettige bewijsmiddelen te zijn ontleend. Voldoende is dat die feiten en omstandigheden, zoals een bepaalde rolverdeling, uit het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken (vgl. HR 30 maart 2010, NJ 2010/202). Nu betrokkene heeft verklaard dat de medebetrokkene zijn chauffeur was en diens gezelschap hem een gevoel van veiligheid gaf, heeft het hof, dat 2/3 van het voordeel heeft toegerekend aan betrokkene en 1/3 aan de medebetrokkene, kunnen oordelen dat het aandeel van de medebetrokkene kleiner was ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.