Rb. Arnhem, 24-11-2011, nr. 05/900881-11
ECLI:NL:RBARN:2011:BU5626
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
24-11-2011
- Zaaknummer
05/900881-11
- LJN
BU5626
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2011:BU5626, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 24‑11‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 24‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Veroordeling van man en vrouw voor de handel in en het bezit van cocaïne, het bezit van een vuurwapen en het witwassen van geld. Vormen onderzoekshandelingen door politieagenten in hun vrije tijd een stelselmatige observatie als bedoeld in art. 126 g Sr? Naar het oordeel van de rechtbank wel. Volgt bewijsuitsluiting.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Promis II
Parketnummer : 05/900881-11
Datum zitting : 10 november 2011
Datum uitspraak : 24 november 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres],
plaats : [woonplaats].
thans gedetineerd in PI Achterhoek, HvB De Kruisberg, Hogenslagweg 8
Doetinchem.
Raadsman : mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 29 juli 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28,50 gram cocaïne en/of 10,39 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 3.
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2010 tot en met 29 juli 2011 te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen bromfiets (merk/type Sym Huo5w, kenteken [nummer]), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit goed door diefstal en/of verduistering, in elk geval door enig misdrijf was verkregen;
- 4.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 29 juli 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Zastava, type M70, kaliber 7,65 mm, serienummer 1-290383) en/of munitie van categorie III, te weten pistoolmunitie (merk Geco, kaliber 7,65 mm) voorhanden heeft gehad;
- 5.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 29 juli 2011, te Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) (een) voorwerp(en), te weten meerdere, althans een geldbedrag(en) (in totaal ongeveer EURO 21.260,00), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van (een) voorwerp(en), te weten meerdere, althans een geldbedrag(en) (in totaal ongeveer EURO 21.260,00) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 10 november 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L.A.R. Newoor, advocaat te Rotterdam.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht..
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Bewijsuitsluiting
De raadsman heeft betoogd dat de waarnemingen van de verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2], die bij verdachte in de straat woonden, moeten worden beschouwd als stelselmatige observatie van verdachte in de zin van artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering. Nu hiervoor geen bevel is gegeven door de officier van justitie is deze observatie onrechtmatig geweest en dienen de resultaten van de waarnemingen van beide verbalisanten te worden uitgesloten als bewijs.
Omdat mede op basis van genoemde observaties een machtiging tot het afluisteren en opnemen van verdachtes telefoongesprekken is afgegeven dienen volgens de raadsman ook de resultaten van die telefoontaps te worden uitgesloten als bewijs. De verklaringen van verdachte en van de getuigen die zich in het dossier bevinden zijn verboden vruchten van deze taps zodat ook ten aanzien hiervan bewijsuitsluiting dient te volgen. De raadsman bepleit om die reden vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
In principe is het niet onrechtmatig wanneer buurtbewoners personen in hun woonomgeving in de gaten houden teneinde helderheid te verkrijgen over (in hun ogen) verdachte gedragingen van deze personen. Verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] zijn buurtbewoners van verdachte. De handelingen van de betrokken verbalisanten zijn echter (uiteindelijk) verder gegaan dan enkel die van een oplettende buurtbewoner.
De observaties van de beide verbalisanten hebben zich uitgestrekt over een periode van ten minste twee maanden. Observaties waren intensief en frequent, getuige de gedetailleerde processen-verbaal die daarvan zijn opgemaakt waarbij onder meer data en tijdstippen en nummerborden van auto’s en scooters zijn genoteerd. Verbalisant [verbalisant1] heeft daarnaast zijn eerste bevindingen besproken met een collega van het bureau Arnhem-Zuid die “taakaccenthouder drugs” is. Verder heeft verbalisant [verbalisant1] gebruik gemaakt van politiesystemen om te achterhalen wie er op het geobserveerde adres aan de [adres] in Arnhem woonachtig waren. Ook zijn er foto’s gemaakt waarop personen herkenbaar in beeld zijn gebracht. Gelet op de duur, de frequentie en de aard van de observaties door de beide verbalisanten hebben deze al snel het doel gekregen om een zo goed als volledig beeld te krijgen van bepaalde aspecten van het privéleven van verdachte. Aldus was sprake van stelselmatig observeren als bedoeld in artikel 126g van het Wetboek van Strafvordering. De verbalisanten hadden dan ook contact op moeten nemen met de officier van justitie, hetgeen niet gebeurd is. De rechtbank is derhalve met de raadsman van oordeel dat de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2] dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft deze bewijsuitsluiting echter geen consequenties voor de rechtmatigheid van de afgegeven tapmachtigingen en de uit de tapgesprekken voortgekomen bewijsmiddelen. Uit het dossier blijkt immers dat er afgezien van de processen-verbaal van [verbalisant1] en [verbalisant2] meer aanwijzingen waren die in onderlinge samenhang bezien voldoende grondslag boden voor een verdenking tegen verdachte.
Tussen 31 maart 2011 en 4 april 2011 is bij de regiopolitie Gelderland-Midden een vijftal Meld Misdaad Anoniem-berichten (MMA-berichten) binnengekomen betreffende het dealen van harddrugs vanuit de woning van verdachte. Deze berichten bevatten gedetailleerde en concrete informatie hieromtrent. De stelling van de raadsman dat MMA-berichten betrouwbaar moeten zijn vindt geen steun in het recht of de jurisprudentie. Een kenmerk van MMA-meldingen is immers dat ze anoniem zijn en dus onmogelijk op betrouwbaarheid kunnen worden getoetst.
Naast genoemde meldingen is er de verklaring van G. [getuige1] van 9 augustus 2010 die verklaart dat hij gebruiker is van harddrugs en zijn cocaïne bij een vaste dealer haalt die [verdachte] heet en uit Rotterdam komt. De beschrijving van “[verdachte]” komt overeen met het signalement van verdachte. Voorts is er het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant H. [verbalisant3] van 14 juli 2011 waarin deze verklaart dat hij verdachte, die bij hem bekend is als “[verdachte]”, regelmatig het perceel [adres] te Arnhem ziet bezoeken waar de hem bekende cocaïnegebruikster M. [getuige2] woont.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de MMA-meldingen, de verklaring van G. [getuige1] en de waarnemingen van verbalisant H. [verbalisant3] voldoende voor de rechter-commissaris om een redelijk vermoeden van schuld van verdachte aan te nemen. Aangenomen kan derhalve worden dat de rechter-commissaris ook zonder de bevindingen van [verbalisant1] en [verbalisant2] tot het plaatsen van de taps zou hebben besloten. Het vorenstaande geldt ook ten aanzien van het door de officier van justitie gegeven bevel tot observatie: ook zonder de observaties [verbalisant1] en [verbalisant2] was er voldoende grond voor een dergelijke bevel. Nu de tapgesprekken en de observatieverslagen niet van het bewijs hoeven te worden uitgesloten, kunnen de verklaringen van verdachte en getuigen die daarna zijn afgelegd, eveneens tot bewijs worden gebezigd.
Feit 1
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode december 2010 tot en met 29 juli 2011 te Arnhem cocaïne verkocht. Hij leverde de cocaïne zelf af of liet dat door zijn partner [medeverdachte] doen. Soms kocht verdachte rauwe cocaïne die hij thuis kookte voordat hij het verkocht. Hij leverde de cocaïne in Arnhem op straat aan zijn afnemers .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen over de gehele in de tenlastelegging genoemde periode.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit omdat het bewijs onrechtmatig zou zijn verkregen. Dit verweer is hierboven reeds door de rechtbank besproken en verworpen.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat verdachte over een kortere periode dan tenlastegelegd cocaïne heeft gedeald, te weten acht maanden.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft met betrekking tot feit 1 een bekennende verklaring afgelegd maar betwist de lengte van de pleegperiode.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd op tijdstippen over de hele in de tenlastelegging genoemde periode. Meerdere afnemers van verdachte hebben verklaard dat zij al langere tijd cocaïne van verdachte kochten. A.A. [getuige3] heeft op 21 juli 2011 verklaard dat hij al langer dan een jaar cocaïne koopt bij verdachte . G. [getuige4] heeft op 3 augustus 2011 verklaard dat zij twee jaar eerder voor het eerst van verdachte cocaïne kocht . M.L.C. [getuige2] heeft verklaard dat zij in september 2009 voor het eerst cocaïne van verdachte kocht . G. [getuige1] heeft op 9 augustus 2010 verklaard dat hij vanaf begin juli 2010 cocaïne van verdachte kocht Naast deze afnemers heeft verdachtes partner [medeverdachte] op 30 juli 2011 verklaard dat verdachte ongeveer een jaar cocaïne dealde . Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij pas in december 2010 met dealen is begonnen niet geloofwaardig en gaat zij uit van de periode zoals tenlastegelegd.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 juli 2011 werd in de woning van verdachte aan de [adres] te Arnhem een hoeveelheid van 28,5 gram cocaïne in plastic verpakt en een hoeveelheid van 10,39 gram cocaïne in plastic verpakt aangetroffen .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat het bewijs onrechtmatig zou zijn verkregen. Dit verweer is hierboven reeds door de rechtbank besproken en verworpen.
Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de overige onder noot 8 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 januari 2010 heeft L.T. [naam] een nieuwe scooter, merk/type Sym Huo5W, meegenomen bij Mantel Tweewielers voor een proefrit. [naam]n had de intentie om de scooter door te verkopen voor cocaïne. De scooter is nooit teruggebracht bij Mantel Tweewielers. Op 29 juli 2011 had verdachte deze scooter in zijn bezit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht schuldheling door verdachte wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat het bewijs onrechtmatig zou zijn verkregen. Dit verweer is hierboven reeds door de rechtbank besproken en verworpen.
Voorts bepleit de verdediging vrijspraak omdat volgens de verdediging verdachte niet wist dat de scooter van diefstal afkomstig was en dat ook niet hoefde te vermoeden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en de verdediging, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Bij inbeslagname van de scooter door de politie op 29 juli 2011 stond op de kilometerteller slechts 7 kilometer. Verdachte heeft een inderdaad, in zijn eigen woorden, ‘hartstikke nieuwe’ scooter op straat gekocht voor 300 euro van een man van wie hij alleen de voornaam kende: “[naam]”. Deze [naam] heeft aan verdachte alleen de sleutels van de scooter overhandigd doch geen registratie- en/of eigendomspapieren van de scooter. Verdachte heeft ter zitting van 10 november 2011 bovendien verklaard ook wel wat argwaan te hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich minstens willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat deze scooter van misdrijf afkomstig was, temeer daar verdachte reeds in het bezit was van een door hem nieuw gekochte scooter en dus bekend was met de nieuwwaarde van een dergelijk voertuig. Deze waarde was aanzienlijk hoger dan de door hem betaalde € 300,- Verdachte heeft deze kans ook bewust aanvaard door ondanks zijn argwaan de scooter te kopen zonder zich ervan te verzekeren dat de scooter niet van misdrijf afkomstig was.
Feit 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 juli 2011 werd in verdachtes woning aan de [adres] in Arnhem een pistool van het merk Zastava, type M70, kaliber 7,65 mm aangetroffen, een vuurwapen van categorie III. Tevens werd munitie van categorie III aangetroffen. Dit vuurwapen en de munitie waren van verdachte .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht, gelet op de onder noot 13 genoemde bewijsmiddelen, het feit wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tussen 1 januari 2010 en 29 juli 2011 zijn op twee bankrekeningen van verdachtes partner [medeverdachte] en op een rekening van verdachte zelf contante bedragen gestort ter hoogte van in totaal € 36.790,-.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat het bewijs onrechtmatig zou zijn verkregen. Dit verweer is hierboven reeds door de rechtbank besproken en verworpen.
Voorts bepleit de verdediging vrijspraak omdat volgens haar niet uit het dossier blijkt dat het door drugshandel verdiende geld is uitgegeven en ook niet waaraan dit is uitgegeven. Subsidiair kan volgens de verdediging hoogstens worden bewezen het witwassen van een bedrag van 8000 euro, het bedrag dat verdachte zegt te hebben verdiend met drugshandel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben geen aannemelijke verklaring gegeven voor de contante stortingen op de bankrekeningen van hemzelf en van medeverdachte [medeverdachte] in de ten laste gelegde periode. Gelet op de bekennende verklaringen met betrekking tot de handel in cocaïne door verdachte, zoals genoemd onder feit 1, kan het niet anders zijn dan dat een groot gedeelte van de gestorte bedragen van de drugshandel afkomstig was. Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat verdachte haar geld gaf dat van drugshandel afkomstig was, om boodschappen te doen. Ook verdachte deed van dit geld boodschappen, kocht daarvan kleding en maakte het op aan uitgaan. Door aldus van de drugshandel afkomstig geld samen met medeverdachte [medeverdachte] uit te geven heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen.
Met betrekking tot de hoogte van het witgewassen bedrag overweegt de rechtbank het volgende. [medeverdachte] heeft de dagbesteding van verdachte beschreven. Zij heeft verklaard dat het niet uitmaakte of het nu weekend was dan wel doordeweeks. Verdachte ging volgens haar doorgaans rond 14.00 uur de deur uit naar buiten. Hij nam dan altijd verdovende middelen mee, kleine rode bolletjes, naar schatting 20. Meestal kwam verdachte ’s nachts na 12 uur thuis. Soms gebeurde het dat verdachte tussentijds thuis kwam omdat de bolletjes cocaïne op waren , aldus nog steeds [medeverdachte]. Verdachte zelf heeft verklaard dat als hij op straat was hij altijd wel bolletjes cocaïne bij zich had en deze op straat verkocht . Verdachte heeft tevens verklaard in een bolletje een halve gram cocaïne zat, dat hij de cocaïne inkocht voor 25 euro per gram en verkocht voor 40 euro per gram . Gelet op de frequentie van de verkoop en de winstmarge die verdachte naar eigen zeggen maakte, heeft verdachte – ook indien uitgegaan wordt van de verklaring van verdachte dat hij per keer 15 bolletje meenam -naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst het in de tenlastelegging genoemde bedrag samen met zijn partner witgewassen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
- 1.
hij op tijdstippen in de periode van 01 juli 2010 tot en met 29 juli 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander meermalen, telkens opzettelijk heeft bereid en verwerkt en verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 2.
hij op 29 juli 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander , opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 28,50 gram cocaïne en 10,39 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
3.
hij in de periode van 22 januari 2010 tot en met 29 juli 2011 te Arnhem, heeft verworven en voorhanden gehad een bromfiets (merk/type Sym Huo5w, kenteken [nummer]), terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voormeld goed wist dat dit goed door enig misdrijf was verkregen;
4.
hij in de periode van 01 juli 2010 tot en met 29 juli 2011 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander ,een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Zastava, type M70, kaliber 7,65 mm, serienummer 1-290383) en munitie van categorie III, te weten pistoolmunitie (merk Geco, kaliber 7,65 mm) voorhanden heeft gehad;
- 5.
hij op tijdstippen in de periode van 01 juli 2010 tot en met 29 juli 2011, te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander telkens voorwerpen, te weten meerdere geldbedragen(in totaal ongeveer EURO 21.260,00), heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.
De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
Opzetheling
Ten aanzien van feit 4:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 5:
Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
De feiten zijn strafbaar.
5.
De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6.
De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde Reclasseringscontact, ook indien dit het volgen van ambulante behandeling dan wel diverse trainingen inhoudt, en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft tevens de verbeurdverklaring gevorderd van de volgende in beslag genomen goederen: vier jerrycans, twee telefoontoestellen, een lepel, twee flesjes kleurstof, een weegschaal en twee snorfietsen.
Daarnaast vordert zij de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen drugs,het wapen en de munitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- -
de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- -
de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• de justitiële documentatie betreffende verdachte, gedateerd 17 oktober 2011; en
• een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 26 augustus 2011, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handel in en bezit van cocaïne, verboden wapenbezit, witwassen en opzetheling. Op het laatstgenoemde delict na zijn alle delicten gepleegd in vereniging met zijn partner. Dit zijn ernstige feiten.
De handel in harddrugs vond plaats over een langere periode, vormde min of meer verdachtes vaste dagbesteding en was een voorname bron van inkomsten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van harddrugs een ernstige bedreiging voor de gezondheid van de gebruikers ervan vormt. Daarnaast zorgen harddrugs maatschappelijk gezien voor veel schade. De mensen die afhankelijk zijn van deze drugs veroorzaken veel overlast en schade om deze drugs te kunnen bekostigen. Om deze redenen dient tegen de handel in harddrugs krachtig te worden opgetreden. Verdachte had echter alleen oog voor het financiële gewin dat hij met zijn activiteiten opstreek.
Het door hem met drugsdealen verdiende geld is door hem en zijn partner witgewassen door dit geld aan allerlei zaken uit te geven. Het witwassen van crimineel vermogen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het normale financiële verkeer aan. Door witwassen wordt de overheid, en daarmee de Nederlandse samenleving, financieel benadeeld.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt het risico mee dat - bij gebruik daarvan - het leven van derden gevaar loopt. Daar komt bij dat bij verdachte in huis het 7-jarig kind van zijn partner rondliep. De rechtbank rekent het verdachte aan dat dit kennelijk voor hem geen reden was om zich van het vuurwapen te ontdoen.
Door opzetheling zoals door verdachte gepleegd wordt het circuit van diefstallen in stand gehouden.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie geëist de enige passende sanctie en zal zij deze eis volgen.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoontoestellen, lepel, weegschaal en twee snorfietsen betreffen voorwerpen met behulp waarvan de strafbare feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven jerrycans, kleurstoffen en het fust zullen worden teruggegeven aan degene, onder wie deze zaken zijn inbeslaggenomen , nu niet vast is komen te staan dat dit voorwerpen zijn met behulp waarvan feiten zijn begaan.
Voor zover verdachte nog geen afstand van de in beslag genomen drugs, vuurwapen en munitie heeft gedaan zullen deze worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit van deze goederen in strijd is met de wet of het algemeen belang.
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dan wel navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- -
Meldingsgebod
Betrokkene moet zich houden aan de aanwijzingen die de Reclassering Nederland hem geeft, voor zover deze niet al zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet betrokkene zich binnen 5 dagen volgend op zijn (voorwaardelijke) invrijheidstelling melden bij Reclassering Nederland, gevestigd in Arnhem, op het volgende telefoonnummer: 026 3555333. Hierna moet hij zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als Reclassering Nederland gedurende deze perioden nodig acht.
- -
Behandelverplichting
Gezien de directe samenhang van impulsiviteit, mogelijk gevoed door psychische problemen, met het criminele gedrag van betrokkene wordt betrokkene verplicht om zich voor die impulsiviteit te laten behandelen bij Forensisch Psychiatrische Polikliniek Kairos te Arnhem of een vergelijkbare instelling, zolang de Reclassering dat noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de (stichting) Reclassering Nederland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
2 telefoontoestellen
- -
1 lepel
- -
1 weegschaal
- -
2 snorfietsen
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwer¬pen, te weten:
- -
alle in beslag genomen cocaïne (38,89 gram)
- -
1 pistool
- -
7 patronen
voor zover verdachte van deze voorwerpen nog geen afstand heeft gedaan.
Beveelt de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven jerrycans, kleurstoffen en het fust
Aldus gewezen door:
mr. D.R. Sonneveldt, als voorzitter,
mr. W.A. Holland, rechter,
mr. G.M.L.Tomassen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 november 2011.