Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.4.3.3:2.4.3.3 Proceskosten en rechtsmiddelen
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.4.3.3
2.4.3.3 Proceskosten en rechtsmiddelen
Documentgegevens:
mr. B.J. Engberts, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
mr. B.J. Engberts
- JCDI
JCDI:ADS620206:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Snijders, Klaassen en Meijer 2011, nr. 255.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 237 Rv bevat de proceskostenregeling in dagvaardingszaken. Deze bepaling geldt tevens in kort geding. Hoofdregel is dat de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten wordt veroordeeld. Gehele of gedeeltelijke compensatie van de kosten is mogelijk als partijen familie van elkaar zijn of over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld. Nodeloos gemaakte kosten blijven voor rekening van de partij die deze aanwendde of veroorzaakte.
Tegen een bij verstek gewezen vonnis in kort geding kan (bij dagvaarding) in verzet gekomen worden (art. 259 Rv). Dit hoeft sinds 2002 niet meer bij de rechtbank gedaan te worden, maar moet bij de voorzieningenrechter zelf.
Van een kortgedingvonnis staat hoger beroep open bij het hof. De appeltermijn is vier weken (art. 339 lid 2). Tot 1 januari 2002 bedroeg deze twee weken. Bij door de kantonrechter gewezen kortgedingvonnissen geldt de appelgrens van € 1.750,- (art. 332 Rv). De cassatiemogelijkheden tegen een dergelijk in kort geding gewezen vonnis zijn beperkt in art. 80 RO.1