Einde inhoudsopgave
Besluit Beroep in Belastingzaken
6.4.2 Schriftelijke beantwoording van een verzoek om inlichtingen
Geldend
Geldend vanaf 07-04-2021
- Bronpublicatie:
25-03-2021, Stcrt. 2021, 16743 (uitgifte: 06-04-2021, regelingnummer: 2021-1729)
- Inwerkingtreding
07-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-03-2021, Stcrt. 2021, 16743 (uitgifte: 06-04-2021, regelingnummer: 2021-1729)
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Griffierecht
Fiscaal procesrecht / Proceskostenvergoeding
Fiscaal procesrecht / Procesorde
1
Als de rechtbank of het gerechtshof in het kader van het vooronderzoek op grond van artikel 8:45 Awb de inspecteur verzoekt schriftelijk inlichtingen te geven, is de inspecteur verplicht hierop te antwoorden binnen de door de rechtbank of het gerechtshof daartoe gestelde termijn. Is door de rechtbank of het gerechtshof geen termijn gesteld dan dient het antwoord zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen vier weken te worden ingezonden. De inspecteur geeft de gevraagde inlichtingen, tenzij gewichtige redenen hieraan in de weg staan. Zo zal de inspecteur niet verklaren over de inhoud van stukken waarvoor een beroep op artikel 8:29 Awb (geheimhouding) wordt gedaan.
2
Heeft de griffier de inspecteur afschriften toegezonden van deskundigenrapporten of van tussen de rechtbank of het gerechtshof enerzijds en belanghebbende of derden anderzijds gevoerde correspondentie, dan dient de inspecteur binnen de door de rechtbank of het gerechtshof daartoe gestelde termijn schriftelijk hierover zijn mening te geven, dan wel mee te delen dat hij van de hem hiertoe geboden gelegenheid geen gebruik wenst te maken.
3
Als de inspecteur door bijzondere omstandigheden aan de door de rechtbank of het gerechtshof gestelde termijnen niet kan voldoen, verzoekt hij de rechtbank of het gerechtshof schriftelijk onder vermelding van deze omstandigheden, de termijn te verlengen. Paragraaf 2.2.4 is van overeenkomstige toepassing.