RFR 2019/14
Kinderbescherming. Wanneer is er sprake van onrechtmatig handelen van de Raad voor de Kinderbescherming jegens een ouder?
HR 19-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1976
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 oktober 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/03817
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- JCDI
JCDI:ADS930179:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:1976, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑10‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:691, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑06‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑08‑2017
- Wetingang
Art. 6:162 BW
Essentie
Kinderbescherming. Staatsaansprakelijkheid.
Wanneer is er sprake van onrechtmatig handelen van de Raad voor de Kinderbescherming jegens een ouder?
Samenvatting
Vader en moeder zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is een zoon geboren. In maart 2010 heeft het AMK een melding gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: ‘de Raad’) in verband met zorgen over de minderjarige. Naar aanleiding van deze melding heeft de Raad een beschermingsonderzoek verricht. Uiteindelijk heeft de Raad besloten het onderzoek gedurende zes maanden te staken aangezien de ouders zelf afspraken hadden gemaakt. In november 2010 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.