Einde inhoudsopgave
Handhaving van privaatrecht door toezichthouders (R&P nr. CA17) 2017/5.3.4.1
5.3.4.1 Informatievoorziening en het ken-uw-cliënt-beginsel
mr. C.A. Hage, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. C.A. Hage
- JCDI
JCDI:ADS442090:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie derde lid.
R.A. Stegeman (red.), Wet op het financieel toezicht; tekst en toelichting, Deventer: Kluwer 2014, p. 751.
Richtlijn 2014/65/EU van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (MiFID II), PbEG 173/ 349, artikel 25.
Richtlijn 2014/65/EU van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (MiFID II), PbEG 173/ 349, zie overweging 53.Zie voor bespreking van MiFID II onder meer L.J. Silverentand en J.M. Sprecher, ‘MiFID II: Een overzicht’, TFR 2012/5 en D. Busch, MiFID II/MiFIR: nieuwe regels voor beleggingsondernemingen en financiële markten (preadvies), Deventer: Kluwer 2015.
De MiFID schrijft voor dat van een beleggingsonderneming ten aanzien van de belangen van haar cliënten, wanneer zij beleggingsdiensten verleent of beleggingsactiviteiten verricht, een loyale, billijke en professionele inzet mag worden verwacht (artikel 19 lid 1 MiFID). Deze zorgplicht houdt onder meer in dat alle informatie verstrekt aan (potentiële) cliënten correct, duidelijk en niet misleidend dient te zijn (artikel 19 lid 2 MiFID). Beleggingsondernemingen dienen de risico’s en kenmerken van een aangeboden beleggingsdienst of financieel instrument inzichtelijk te maken zodat cliënten en potentiële cliënten doordachte beslissingen kunnen nemen over het al dan niet aangaan van een overeenkomst.1Artikel 19 lid 2 MiFID is geïmplementeerd in artikel 4:19 Wft. In tegenstelling tot in artikel 4:19 lid 1 Wft wordt in artikel 19 lid 2 MiFID geen onderscheid gemaakt in de wijze waarop de informatie de cliënt bereikt, bijvoorbeeld vanwege een (actief) verstrekken van informatie door een financiële onderneming of door het (passief) beschikbaar houden van informatie voor cliënten door een financiële onderneming. Artikel 4:19 lid 1 Wft ziet op informatievoorziening in verband met alle vormen van financiële dienstverlening en soorten financiële producten een heeft daarmee een breder bereik dan de norm in de MiFID.
In artikel 19 lid 2 MiFID wordt evenmin onderscheid gemaakt tussen informatie die door en informatie die namens een beleggingsonderneming wordt verstrekt. De kern van de norm ziet op de kwaliteit van de informatie die wordt aangeboden en niet zozeer op de wijze van distributie van die informatie. Deze informatie dient correct, duidelijk en niet misleidend te zijn.
Artikel 19 lid 3 MiFID ziet op informatie over de beleggingsonderneming en haar diensten, financiële instrumenten en voorgestelde beleggingstrategieën, plaatsen van uitvoering en kosten en bijbehorende lasten. Artikel 19 lid 3 MiFID is geïmplementeerd in artikel 4:20 Wft. De informatie die aan de (potentiële) cliënt wordt verstrekt dient deze redelijkerwijs in staat te stellen om de aard en de risico’s van de aangeboden beleggingsdienst en van de specifiek aangeboden categorie van financieel instrument te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen.
Als een beleggingsonderneming een beleggingsadvies uitbrengt of het individuele vermogen beheert, dient de beleggingsonderneming informatie in te winnen over de ervaring en kennis van de cliënt, zijn beleggingsdoelstellingen en zijn financiële situatie (artikel 19 lid 4 MiFID). Als een beleggingsonderneming oordeelt dat de voorgenomen dienst of een financieel instrument niet geschikt is voor een cliënt, dan zal dit leiden tot een negatief advies of het niet verrichten van de voorgenomen transactie. Dit wordt ook wel het ‘ken-uw-cliënt-beginsel’ genoemd; het is geïmplementeerd in artikel 4:23 Wft.
Mag een financiële instelling bij de informatieverstrekking op grond van artikel 19 lid 2 en 3 MiFID uitgaan van de gemiddelde consument of cliënt, in geval van het vierde lid gaat het om een afgestemd advies, waarbij de financiële onderneming haar informatieverstrekking dient af te stemmen op de individuele kenmerken en behoeften van de cliënt.2
Bij het verlenen van andere beleggingsdiensten dient de beleggingsinstelling informatie over kennis en ervaring van een cliënt op beleggingsgebied met betrekking tot het speciale product in te winnen (artikel 19 lid 5 MiFID). Ingeval de beleggingsonderneming tot de conclusie komt dat een financieel instrument of een beleggingsdienst niet passend is voor een cliënt, omdat de benodigde kennis en ervaring ontbreken, dient de cliënt te worden gewaarschuwd. Deze waarschuwingsplicht geldt ook wanneer de beleggingsonderneming te weinig informatie heeft ontvangen om de geschiktheid te beoordelen.
In artikel 19 lid 6 MiFID is een aantal uitzonderingen op het zogenaamde ‘ken-uw-cliënt-beginsel’ neergelegd. Zo is hier bijvoorbeeld bepaald dat, onder voorwaarden, beleggingsondernemingen deze verplichting niet hebben wanneer de beleggingsdiensten slechts bestaan in het uitvoeren van orders van cliënten en/of het ontvangen en doorgeven van deze orders (execution only-diensten). Artikel 19 lid 5 en 6 MiFID zijn geïmplementeerd in artikel 4:24 Wft.
Overigens wordt in MiFID II het ‘ken-uw-cliënt-beginsel’ aangescherpt. Zo voorziet de richtlijn in aanscherping van de criteria voor zogenaamde niet-complexe producten.3 Ook dient een beleggingsonderneming bij het verlenen van execution only diensten een passendheidstoets te verrichten als deze diensten worden verleend in combinatie met het verstrekken van krediet voor de aanschaf van financiële instrumenten.4