Het hof heeft zich verenigd met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust, met verbetering en aanvulling van een beslissing wat betreft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] en met aanvulling van een overweging ten overvloede wat betreft de opgelegde straf (p. 2 arrest). Die overweging ten overvloede (niet relevant voor de beoordeling van het middel) houdt in dat het hof zich kan voorstellen dat er een positief advies inzake een eventueel gratieverzoek in de onderhavige zaak komt, wanneer mocht blijken dat de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel op termijn zal leiden tot de gewenste resultaten.
HR, 08-11-2016, nr. 15/04652
ECLI:NL:HR:2016:2536, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-11-2016
- Zaaknummer
15/04652
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:2536, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑11‑2016; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:1089, Contrair
ECLI:NL:PHR:2016:1089, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑10‑2016
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:2536, Contrair
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2016-0414 met annotatie van J.H.J. Verbaan
Uitspraak 08‑11‑2016
Inhoudsindicatie
Strafmotiveringsklacht. Veroordeling tot gevangenisstraf in afwijking van uos dat een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd. Uit de weergegeven overwegingen kan worden afgeleid dat het Hof evenals de Rb van oordeel is dat “het opleggen van enig verplicht kader tot behandeling van verdachte (...) gedoemd [is] om te mislukken”. Mede in het licht van het verhandelde ttz., waaronder begrepen hetgeen door de raadsvrouwe van verdachte en de AG bij het Hof over en weer naar voren is gebracht, is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. De strafoplegging is ook m.h.o. art. 359.2 Sv toereikend gemotiveerd. Cag: anders.
Partij(en)
8 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/04652
MD/AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 23 september 2015, nummer 21/008067-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof "niet op begrijpelijke wijze de redenen heeft opgegeven die de straf hebben bepaald, alsmede onvoldoende de redenen heeft opgegeven waarom het is afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging inhoudende dat een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd".
2.2.1.
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank - waarbij de verdachte ter zake van "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak" en "diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming" is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijfendertig maanden - bevestigd met aanvulling van de gronden.
2.2.2.
In het vonnis van de Rechtbank is ten aanzien van de strafoplegging het volgende overwogen:
"Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
(...)
Subsidiair is aangevoerd dat verdachte niet zal meewerken aan enige behandeling in het kader van een ISD-maatregel. Hij is hiertoe niet gemotiveerd, zodat elke behandeling geen enkel perspectief zal hebben. Het opleggen van de ISD-maatregel zou neerkomen op een 'kale afstraffing' van twee jaren. De verdediging verzet zich dan ook tegen het opleggen van de ISD-maatregel.
(...)
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 september 2013;
• een reclasseringsadvies van 12 september 2013, betreffende verdachte;
• een brief van het Veiligheidshuis Nijmegen, gedateerd 23 juli 2013, betreffende verdachte, en
• een psychologisch rapport pro justitia van drs. M. van Heteren, psycholoog, gedateerd 20 september 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf inbraken in woningen.
(...)
Verdachte heeft een aanzienlijk strafblad en heeft langdurige problemen op diverse leefgebieden. Uit de brief van het Veiligheidshuis Nijmegen blijkt dat verdachte onder diverse (justitiële) kaders hulp en begeleiding is aangeboden maar dat dit vanwege de houding van verdachte geen baat heeft gehad. De officier van justitie acht het opleggen van de ISD-maatregel noodzakelijk om tot gedrag- en leefstijlverandering bij verdachte te komen.
De rechtbank is enerzijds met de officier van justitie van oordeel dat verdachte behandeling behoeft. Verdachte is anderzijds echter volhardend in zijn weigerende houding ten opzichte van iedere vorm van behandeling. Het opleggen van enig verplicht kader tot behandeling van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gedoemd om te mislukken. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte niet de ISD-maatregel opleggen, maar afstraffen eendachtig de oriëntatiepunten voor dergelijke feiten. De rechtbank oordeelt dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
(...)
De rechtbank gaat ervan uit dat het openbaar ministerie na afloop van de hier op te leggen gevangenisstraf in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling dusdanige voorwaarden zal formuleren dat het recidiverisico van verdachte tot een aanvaardbaar niveau wordt gebracht. Het is dan aan verdachte deze voorwaarden te accepteren of de volledige straf uit te zitten (gelet op het bepaalde in artikel 15d, eerste lid, aanhef en onder d, wetboek van strafrecht)."
2.2.3.
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak "ten aanzien van de oplegging van straf en/of maatregel" het volgende overwogen:
"Het hof merkt ten aanzien van de opgelegde straf ten overvloede het volgende op. Mocht blijken dat de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel onder algemene en bijzondere voorwaarden op termijn zal leiden tot de gewenste resultaten (onder meer een kentering in de recidive), dan kan het hof zich voorstellen dat dit zal kunnen leiden tot een positief advies inzake een eventueel gratieverzoek in de onderhavige zaak."
2.2.4.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte merkt de voorzitter op dat het hof een brief heeft ontvangen waaruit blijkt dat verdachte op 18 augustus 2015 is veroordeeld door de rechtbank Den Bosch tot een voorwaardelijke ISD-maatregel met elektronisch toezicht. Het hof heeft nog geen kennis genomen van het reclasseringsrapport waarop deze veroordeling is gebaseerd.
(...)
De raadsvrouw voert het woord ter verdediging - zakelijke weergegeven - als volgt:
Ik acht het van belang dat u het reclasseringsrapport leest dat ten grondslag ligt aan de beslissing van de rechtbank Den Bosch. Mijn cliënt is bij uitspraak van 28 augustus 2015 in vrijheid gesteld. Nadien heeft er één afspraak met de reclassering plaatsgevonden. Mijn cliënt is aangesloten op elektronisch toezicht. Het controleadres is dat van zijn vrouw [betrokkene]. Tussen mijn cliënt en de reclassering zijn afspraken gemaakt over zijn toekomst en dagbesteding. De procedure is net één week gaande. Mijn cliënt accepteert het vonnis van de rechtbank Den Bosch. Hij heeft verklaard hieraan mee te werken. U houdt mij voor dat er in het reclasseringsadvies staat dat mijn cliënt het in de basis oneens is met de oplegging van de ISD-maatregel, maar dat hij het accepteert omdat hij zich kan vinden in de gestelde voorwaarden. Dat is juist. In beginsel is mijn cliënt tegen een ISD-traject. Mijn collega, mr. C.H.W. Janssen, heeft met hem gesproken over de 35 maanden gevangenisstraf die nog op de lat staan. Client heeft daarop aangegeven dat hij bang is alles kwijt te raken wat hij tot dusver heeft opgebouwd als hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Mijn voorstel is de zaak aan te houden teneinde te bezien hoe mijn cliënt zich ontwikkelt en of hij de reeds ingezette gedragsverandering kan voortzetten.
(...)
Het hof schorst het onderzoek voor 10 tot 15 minuten teneinde het overgelegde reclasseringsrapport te lezen en de raadsvrouw in de gelegenheid te stellen haar collega, mr. C.H.W. Janssen, te bellen.
De voorzitter deelt mede dat het hof kennis heeft genomen van het reclasseringsrapport en in dat kader enkele vragen zijn gerezen.
De raadsvrouw voert het woord ter verdediging - zakelijk weergegeven - als volgt:
(...)
Voorts wijst u erop dat hoewel mijn cliënt in beginsel tegen een ISD-maatregel is hij zich toch bereid heeft verklaard gezien de gestelde voorwaarden, maar de verantwoordelijkheid voor de ten grondslag liggende strafbare feiten legt bij een falende hulpverlening.
Het klopt dat mijn cliënt het in de basis niet eens is met de oplegging van de ISD-maatregel. U moet dat zien in het licht van zijn ambivalente houding en zwakke cognitieve vermogens. Blijkbaar zag de reclassering toch mogelijkheden. De wijze waarop mijn cliënt zich opstelt wordt in verband gebracht met zijn problematiek. Hij heeft aangegeven dat hij zijn oude leven achter zich wil laten en hulp wil aanvaarden om een beter leven te kunnen leiden met zijn vrouw en kinderen. Ook als dit een zwaar kader vereist.
Tijdens de onderbreking heb ik telefonisch contact gehad met mijn collega, mr. C.H.W. Janssen. Zij heeft aangegeven dat aankomende vrijdag de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel afloopt. Er is afgesproken dat er geen rechtsmiddel zal worden ingediend. Mr. C.H.W. Janssen is bereid hierover vandaag nog een akte op te maken en naar de rechtbank Den Bosch te sturen.
Op de vraag van de oudste raadsheer hoe het staat met de overige straffen kan ik zeggen dat er gratie zal worden aangevraagd voor de onherroepelijke veroordeling. Voor wat betreft het overige gaat het om feiten die nog op zitting moeten komen.
(...)
Na gehouden beraad deelt de voorzitter mede dat het hof, alvorens een beslissing te nemen op het verzoek, eerst uitgebreid kennis wil nemen van de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw. Het hof wijst het verzoek formeel af.
De advocaat-generaal leest de vordering voor, legt die aan het hof over en voert het woord - zakelijk weergegeven - :
(...)
Ik vind het lastig om vandaag te rekwireren voor wat betreft de strafoplegging. Ik kom uiteindelijk tot een eis van 35 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Verdachte wilde aanvankelijk niet meewerken aan de ISD-maatregel. Er zijn dan in beginsel geen andere mogelijkheden meer dan iemand af te straffen. We hebben in dit geval met een bijzondere situatie te maken. Klaarblijkelijk heeft de rechtbank, in navolging van de reclassering toch een mogelijkheid gezien een ISD-maatregel op te leggen. Mocht u beslissen de zaak aan te houden dan zou ik het op prijs stellen dat verdachte op zitting verschijnt, zodat hij in de gelegenheid wordt gesteld antwoord te geven op vragen. Daarnaast zou ik een uitgebreid reclasseringsrapport willen zien over het verloop van de maatregel. Voorts kan ik me voorstellen dat het zinvol is de reclasseringsrapporteur op te roepen voor de zitting.
(...)
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging - zakelijk weergeven - als volgt:
Ik verzoek u primair de zaak aan te houden voor de duur van zes maanden gezien het vonnis van de rechtbank Den Bosch. Verdachte is al aangesloten op het programma met de enkelband. De argumenten die gelden voor aanhouding van de zaak zijn van overeenkomstige toepassing op de strafmaat.
Subsidiair verzoek ik u rekening te houden met de volgende feiten en omstandigheden als u voornemens bent de zaak inhoudelijk af te doen. De vraag welke straf of maatregel passend is, is niet eenvoudig te beantwoorden. Ik vraag u in onderhavige zaak een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen onder dezelfde voorwaarden zoals gesteld bij de beslissing van de rechtbank Den Bosch van 18 augustus 2015. Op die manier lopen er twee separate trajecten naast elkaar. Ik zie geen regel die zich daartegen verzet: Bij mijn cliënt is sprake van structurele gedragsproblematiek, op alle leefgebieden doen zich problemen voor en een recente diagnostiek ontbreekt. Als de 35 maanden gevangenisstraf worden gehandhaafd komt het niet tot diagnostiek en behandeling. Er wordt in dat geval niets gedaan aan het recidiverisico, nu te verwachten valt dat er opnieuw schade zal ontstaan. Een ISD-maatregel is de beste afdoening voor deze zaak. Ik merk op dat bij mijn cliënt sprake is van een stoornis en beperkte cognitieve vermogens. Ik heb hem expliciet gevraagd vandaag naar de zitting te komen. Doorgaans is hij aanwezig bij zittingen. De reden dat hij er vandaag niet is houdt verband met zijn beperkte financiële mogelijkheden.
De advocaat-generaal voert het woord - zakelijke weergegeven - als volgt:
Het verzoek van de raadsvrouw om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen stuit op bezwaren. De maatregel kenmerkt zich door een zekere opbouw. Denkbaar is dat de maatregel wordt omgezet. In dat geval zal zich een doorkruising voordoen voor wat betreft die opbouw. Ik zie voorts niet in op welke wijze de twee maatregelen naast elkaar zouden kunnen bestaan. De consequentie van het niet willen meewerken, zou moeten zijn dat er op een zeker moment kil wordt afgestraft.
De raadsvrouw voert het woord ter verdediging - zakelijke weergeven - als volgt:
Het valt mij op dat de advocaat-generaal geen problemen ziet bij een combinatie van 35 maanden gevangenisstraf en een voorwaardelijke ISD-maatregel. Wat mij betreft geldt een mogelijk doorkruising ook in dat geval. Ik voorzie lastige penitentiaire beren op de weg."
2.2.5.
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak ten aanzien van de verzoeken tot aanhouding van de zaak het volgende overwogen:
"Verzoek van de verdediging en de advocaat-generaal
De raadsvrouw heeft voor de zitting van het hof verzocht de zaak aan te houden. Het hof heeft aangegeven vooralsnog geen reden te zien de zaak aan te houden en zodoende niet op voorhand te bewilligen in het verzoek.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting het verzoek gedaan de zaak aan te houden voor de duur van maximaal 6 (zes) maanden, teneinde te bezien hoe de ISD-maatregel met voorwaarden verloopt, zoals opgelegd door de rechtbank Den Bosch bij vonnis van 28 augustus 2015.
De raadsvrouw heeft zich ter zitting achter het standpunt van de advocaat-generaal gesteld, onder vermelding van dezelfde redenen.
Beslissing op het verzoek
Het hof merkt op dat er een botsing van belangen is tussen het de oplegging van de ISD-maatregel in voorwaardelijke zin onder algemene en bijzondere voorwaarden door de rechtbank Den Bosch d.d. 28 augustus 2015 enerzijds en een eventuele oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf in het onderhavige geval anderzijds. Dit probleem zal zich echter op elk moment in de komende jaren kunnen voordoen, zolang er geen beslissing wordt genomen in de onderhavige zaak. Naar het oordeel van het hof zal een aanhouding van de zaak voor de duur van 6 (zes) maanden geen oplossing bieden voor dit probleem. Immers, indien de voorwaardelijke ISD-maatregel goed verloopt zal over zes maanden wederom dezelfde botsing van belangen aan de orde zijn, evenals er een dergelijke botsing zal zijn bij een omzetting naar een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Verdachte bevindt zich in een zeer pril stadium van de hem opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel. Vooralsnog kan nog niets gezegd worden over het verloop en de ontwikkeling van veroordeelde binnen het ISD-traject. Het afdoen van de onderhavige zaak binnen een acceptabele termijn gelet op de belangen van slachtoffers en de agenda van het hof prevaleert afgezet tegen het afwachten in verband met de opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel. Het hof ziet dan ook geen reden om de zaak aan te houden en wijst het verzoek om aanhouding van de zaak af."
2.3.
Uit de in 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven overwegingen kan worden afgeleid dat het Hof evenals de Rechtbank van oordeel is dat "het opleggen van enig verplicht kader tot behandeling van verdachte (...) gedoemd [is] om te mislukken". Mede in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, waaronder begrepen hetgeen door de raadsvrouwe van de verdachte en de Advocaat-Generaal bij het Hof over en weer naar voren is gebracht, is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. De strafoplegging is voorts ook met het oog op art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv toereikend gemotiveerd.
2.4.
Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2016.
Conclusie 11‑10‑2016
Inhoudsindicatie
Strafmotiveringsklacht. Veroordeling tot gevangenisstraf in afwijking van uos dat een voorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd. Uit de weergegeven overwegingen kan worden afgeleid dat het Hof evenals de Rb van oordeel is dat “het opleggen van enig verplicht kader tot behandeling van verdachte (...) gedoemd [is] om te mislukken”. Mede in het licht van het verhandelde ttz., waaronder begrepen hetgeen door de raadsvrouwe van verdachte en de AG bij het Hof over en weer naar voren is gebracht, is dat oordeel ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. De strafoplegging is ook m.h.o. art. 359.2 Sv toereikend gemotiveerd. Cag: anders.
Nr. 15/04652 Zitting: 11 oktober 2016 | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 23 september 2015 het vonnis van de rechtbank Gelderland van 18 oktober 2013 bevestigd, met aanvulling en verbetering van gronden.1.Bij dat vonnis was de verdachte – kort gezegd – ter zake van vijf woninginbraken veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden, met beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partijen, een en ander zoals in het vonnis vermeld.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3. Het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het hof de strafoplegging ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2. Het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank bevat de volgende strafmotivering:
“De motivering van de sanctie(s)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging voor vrijspraak gepleit. Subsidiair is aangevoerd dat verdachte niet zal meewerken aan enige behandeling in het kader van een ISD-maatregel. Hij is hiertoe niet gemotiveerd, zodat elke behandeling geen enkel perspectief zal hebben. Het opleggen van de ISD-maatregel zou neerkomen op een ‘kale afstraffing’ van twee jaren. De verdediging verzet zich dan ook tegen het opleggen van de ISD-maatregel. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat de inverzekeringstelling ter zake van parketnummer 05/801173-13 als onrechtmatig is beoordeeld. Dit dient in een vermindering van de strafoplegging tot uitdrukking te worden gebracht.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
• het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 18 september 2013;
• een reclasseringsadvies van 12 september 2013, betreffende verdachte;
• een brief van het Veiligheidshuis Nijmegen, gedateerd 23 juli 2013, betreffende verdachte, en
• een psychologisch rapport pro justitia van drs. M. van Heteren, psycholoog, gedateerd 20 september 2013.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vijf inbraken in woningen. Dergelijke feiten veroorzaken grote gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving en in het bijzonder bij de betreffende slachtoffers. Het moet voor de slachtoffers beangstigend en indrukwekkend zijn geweest te weten dat verdachte in hun woning heeft rondgelopen en aan hun goederen heeft gezeten. Dit te meer nu in diverse woningen het bloed van verdachte is aangetroffen. Ter terechtzitting van 4 oktober heeft [slachtoffer], als slachtoffer, uiteengezet wat de emotionele gevolgen van de inbraak voor haar en haar gezin zijn geweest.
Verdachte heeft een aanzienlijk strafblad en heeft langdurige problemen op diverse leefgebieden. Uit de brief van het Veiligheidshuis Nijmegen blijkt dat verdachte onder diverse (justitiële) kaders hulp en begeleiding is aangeboden maar dat dit vanwege de houding van verdachte geen baat heeft gehad. De officier van justitie acht het opleggen van de ISD-maatregel noodzakelijk om tot gedrag- en leefstijlverandering bij verdachte te komen.
De rechtbank is enerzijds met de officier van justitie van oordeel dat verdachte behandeling behoeft. Verdachte is anderzijds echter volhardend in zijn weigerende houding ten opzichte van iedere vorm van behandeling. Het opleggen van enig verplicht kader tot behandeling van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gedoemd om te mislukken. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte niet de ISD-maatregel opleggen, maar afstraffen eendachtig de oriëntatiepunten voor dergelijke feiten. De rechtbank oordeelt dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Met betrekking tot de onrechtmatig geachte inverzekeringstelling overweegt de rechtbank dat de rechter-commissaris de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte heeft bevolen. Gelet hierop is mogelijk nadeel van een eventuele onrechtmatige inverzekeringstelling reeds door de invrijheidstelling gecompenseerd. De rechtbank ziet geen aanleiding hiermee in de strafoplegging verder rekening te houden.
De rechtbank gaat ervan uit dat het openbaar ministerie na afloop van de hier op te leggen gevangenisstraf in het kader van een voorwaardelijke invrijheidstelling dusdanige voorwaarden zal formuleren dat het recidiverisico van verdachte tot een aanvaardbaar niveau wordt gebracht. Het is dan aan verdachte deze voorwaarden te accepteren of de volledige straf uit te zitten (gelet op het bepaalde in artikel 15d, eerste lid, aanhef en onder d, wetboek van strafrecht).”
3.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 9 september 2015 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, het volgende in:
“Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte merkt de voorzitter op dat het hof een brief heeft ontvangen waaruit blijkt dat verdachte op 18 augustus 2015 is veroordeeld door de rechtbank Den Bosch tot een voorwaardelijke ISD-maatregel met elektronisch toezicht. Het hof heeft nog geen kennis genomen van het reclasseringsrapport waarop deze veroordeling is gebaseerd.
De raadsvrouw voert het woord ter verdediging - zakelijke weergegeven - als volgt:
Ik acht het van belang dat u het reclasseringsrapport leest dat ten grondslag ligt aan de beslissing van de rechtbank Den Bosch. Mijn cliënt is bij uitspraak van 28 augustus 2015 in vrijheid gesteld. Nadien heeft er één afspraak met de reclassering plaatsgevonden. Mijn cliënt is aangesloten op elektronisch toezicht. Het controleadres is dat van zijn vrouw [betrokkene]. Tussen mijn cliënt en de reclassering zijn afspraken gemaakt over zijn toekomst en dagbesteding. De procedure is net één week gaande. Mijn cliënt accepteert het vonnis van de rechtbank Den Bosch. Hij heeft verklaard hieraan mee te werken. U houdt mij voor dat er in het reclasseringsadvies staat dat mijn cliënt het in de basis oneens is met de oplegging van de ISD-maatregel, maar dat hij het accepteert omdat hij zich kan vinden in de gestelde voorwaarden. Dat is juist. In beginsel is mijn cliënt tegen een ISD-traject. Mijn collega, mr. C.H.W. Janssen, heeft met hem gesproken over de 35 maanden gevangenisstraf die nog op de lat staan. Client heeft daarop aangegeven dat hij bang is alles kwijt te raken wat hij tot dusver heeft opgebouwd als hij wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Mijn voorstel is de zaak aan te houden teneinde te bezien hoe mijn cliënt zich ontwikkelt en of hij de reeds ingezette gedragsverandering kan voortzetten.
(…)
Het hof schorst het onderzoek voor 10 tot 15 minuten teneinde het overgelegde reclasseringsrapport te lezen en de raadsvrouw in de gelegenheid te stellen haar collega, mr. C.H.W. Janssen, te bellen. De voorzitter deelt mede dat het hof kennis heeft genomen van het reclasseringsrapport en in dat kader enkele vragen zijn gerezen.
De raadsvrouw voert het woord ter verdediging — zakelijk weergegeven — als volgt:
(…)
Voorts wijst u erop dat hoewel mijn cliënt in beginsel tegen een ISD-maatregel is hij zich toch bereid heeft verklaard gezien de gestelde voorwaarden, maar de verantwoordelijkheid voor de ten grondslag liggende strafbare feiten legt bij een falende hulpverlening. Het klopt dat mijn cliënt het in de basis niet eens is met de oplegging van de ISD- maatregel. U moet dat zien in het licht van zijn ambivalente houding en zwakke cognitieve vermogens. Blijkbaar zag de reclassering toch mogelijkheden. De wijze waarop mijn cliënt zich opstelt wordt in verband gebracht met zijn problematiek. (…)
De advocaat-generaal leest de vordering voor, legt die aan het hof over en voert het woord - zakelijk weergegeven - :
(…)
Ik vind het lastig om vandaag te rekwireren voor wat betreft de strafoplegging. Ik kom uiteindelijk tot een eis van 35 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Verdachte wilde aanvankelijk niet meewerken aan de ISD-maatregel. Er zijn dan in beginsel geen andere mogelijkheden meer dan iemand af te straffen. We hebben in dit geval met een bijzondere situatie te maken. Klaarblijkelijk heeft de rechtbank, in navolging van de reclassering toch een mogelijkheid gezien een ISD-maatregel op te leggen. Mocht u beslissen de zaak aan te houden dan zou ik het op prijs stellen dat verdachte op zitting verschijnt, zodat hij in de gelegenheid wordt gesteld antwoord te geven op vragen. Daarnaast zou ik een uitgebreid reclasseringsrapport willen zien over het verloop van de maatregel. Voorts kan ik me voorstellen dat het zinvol is de reclasseringsrapporteur op te roepen voor de zitting. (…)
De raadsvrouw voert het woord tot verdediging - zakelijk weergeven - als volgt:
Ik verzoek u primair de zaak aan te houden voor de duur van zes maanden gezien het vonnis van de rechtbank Den Bosch. Verdachte is al aangesloten op het programma met de enkelband. De argumenten die gelden voor aanhouding van de zaak zijn van overeenkomstige toepassing op de strafmaat.
Subsidiair verzoek ik u rekening te houden met de volgende feiten en omstandigheden als u voornemens bent de zaak inhoudelijk af te doen. De vraag welke straf of maatregel passend is, is niet eenvoudig te beantwoorden. Ik vraag u in onderhavige zaak een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen onder dezelfde voorwaarden zoals gesteld bij de beslissing van de rechtbank Den Bosch van 18 augustus 2015. Op die manier lopen er twee separate trajecten naast elkaar. Ik zie geen regel die zich daartegen verzet: Bij mijn cliënt is sprake van structurele gedragsproblematiek, op alle leefgebieden doen zich problemen voor en een recente diagnostiek ontbreekt. Als de 35 maanden gevangenisstraf worden gehandhaafd komt het niet tot diagnostiek en behandeling. Er wordt in dat geval niets gedaan aan het recidiverisico, nu te verwachten valt dat er opnieuw schade zal ontstaan. Een ISD-maatregel is de beste afdoening voor deze zaak. Ik merk op dat bij mijn cliënt sprake is van een stoornis en beperkte cognitieve vermogens. Ik heb hem expliciet „ gevraagd vandaag naar de zitting te komen. Doorgaans is hij aanwezig bij zittingen. De reden dat hij er vandaag niet is houdt verband met zijn beperkte financiële mogelijkheden.”
3.4. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich het reclasseringsrapport van 11 augustus 2015 betreffende de verdachte, dat ten grondslag ligt aan de beslissing van de rechtbank Den Bosch van 28 augustus 2015 in een andere strafzaak tegen de verdachte, waarbij aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel met strenge bijzondere voorwaarden is opgelegd. Dit rapport vermeldt onder de kop “4. Integrale conclusie” dat de verdachte heeft aangegeven gemotiveerd te zijn voor onderzoek en behandeling in een ambulant kader. Aan een gesloten setting, in de vorm van een ISD-maatregel, wil hij echter niet meewerken. Verder heeft de verdachte te kennen gegeven mee te willen werken aan alle gestelde voorwaarden, maar dat tot dat moment niets van de grond is gekomen. Om de verdachte blijvend te motiveren voor verandering lijkt intensieve begeleiding noodzakelijk. Onder de kop “6. Verantwoording” is te lezen dat het advies met de verdachte is besproken op 12 augustus 2015 en dat hij het in de basis oneens is met een ISD-maatregel (ook voorwaardelijk), maar dat hij zich wel kan vinden in de geformuleerde bijzondere voorwaarden.
3.5. Gelet op hetgeen namens de verdachte ter terechtzitting van het hof naar voren is gebracht omtrent de gewijzigde houding van de verdachte in het kader van de behandeling van zijn structurele gedragsproblematiek, hetgeen bevestiging vindt in de inhoud van het aldaar overgelegde reclasseringsrapport van 11 augustus 2015 (zoals hiervoor onder 3.3 en 3.4 is weergegeven), zijn de - door het hof bevestigde - vaststellingen van de rechtbank dat de verdachte “volhardend is in zijn weigerende houding ten opzichte van iedere vorm van behandeling” en dat “het opleggen van enig verplicht kader tot behandeling van verdachte naar het oordeel van de rechtbank dan ook gedoemd is om te mislukken”, achterhaald. Op grond van voornoemde vaststellingen zag de rechtbank geen mogelijkheid tot het – al dan niet voorwaardelijk – opleggen van de ISD-maatregel en heeft zij de verdachte noodgedwongen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Nu in hoger beroep door de verdediging met argumenten onderbouwd is bepleit aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, had het hof het oordeel van de rechtbank in zoverre bezwaarlijk ‘kaal’ kunnen bevestigen, aangezien dat oordeel niet meer viel te rijmen met de stand van zaken zoals die bij de behandeling van de zaak in hoger beroep naar voren was gekomen. In zoverre meen ik dan ook dat ’s hofs motivering van de opgelegde straf niet zonder meer begrijpelijk is. De strafoplegging is ontoereikend gemotiveerd.
3.6. Het voorgaande brengt mee dat het middel voor het overige buiten bespreking kan blijven.
3.7. Het middel slaagt.
4. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en de zaak zal terugwijzen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan en dat het beroep voor het overige wordt verworpen.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑10‑2016