RCR 2015/19
Nietigheid rechtshandeling. Is voor een beroep op de onzedelijkheid van een rechtshandeling waardoor schuldeisers mogelijk zijn benadeeld, vereist dat deze schuldeisers ook daadwerkelijk zijn benadeeld?
HR 19-12-2014, ECLI:NL:HR:2014:3650
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 december 2014
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
13/05849
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS920268:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:3650, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑12‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:1809, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 26‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑11‑2013
- Wetingang
Essentie
Nietigheid rechtshandeling.
Is voor een beroep op de onzedelijkheid van een rechtshandeling waardoor schuldeisers mogelijk zijn benadeeld, vereist dat deze schuldeisers ook daadwerkelijk zijn benadeelrd?
Samenvatting
Eiser is de ex-schoonzoon van verweerders. Tijdens zijn huwelijk met de dochter van verweerders, werd eiser naar eigen zeggen ‘belaagd’ door een aantal crediteuren. Om beslaglegging te voorkomen leende eiser al zijn liquide middelen aan de dochter. Tot zekerheid voor die lening verkreeg eiser een pandrecht op alle bestaande en toekomstige vorderingen van de dochter. Na de scheiding heeft de man een vordering op zijn ex vrouw, de dochter. In verband ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.