Hof 's-Gravenhage, 09-02-2006, nr. 2200270305
ECLI:NL:GHSGR:2006:AV1482, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
09-02-2006
- Zaaknummer
2200270305
- LJN
AV1482
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2006:AV1482, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 09‑02‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA9177, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:BA9177
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2005:AT2480
Uitspraak 09‑02‑2006
Inhoudsindicatie
Levenslang, geen TBS De verdachte heeft samen met een ander op gewelddadige wijze twee weerloze mensen in hun eigen woning vermoord. Door zo te handelen heeft de verdachte op grove wijze hen hun kostbaarste rechtsgoed, het recht op leven, ontnomen en heeft hij de nabestaanden onnoemlijk leed berokkend en de rechtsorde zeer ernstig geschokt. Daarnaast heeft de verdachte, uit financieel oogmerk onder gebruikmaking van manipulatieve handelingen, jonge en kwetsbare meisjes in een van hem afhankelijke positie gebracht en hen bewogen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling. Voorts heeft de verdachte vergaande seksuele handelingen gepleegd met meerdere minderjarige meisjes en één meerderjarig meisje. De verdachte pleegde deze feiten ter bevrediging van zijn persoonlijke lustgevoelens, zonder stil te staan bij de mogelijk langdurig voortdurende nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers. Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 januari 2006, meermalen is veroordeeld voor het plegen van zedendelicten en andersoortige strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof heeft in het bijzonder gelet op de veroordeling van verdachte op 27 september 1995 door de rechtbank te 's-Gravenhage wegens verkrachting, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voorts dat hij op 12 oktober 1999 door de rechtbank te 's-Gravenhage wegens diefstal met geweld, bedreiging met geweld en wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en dat hij op 27 september 2001 door de rechtbank te 's-Gravenhage wegens verkrachting is veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. Het hof heeft acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC) d.d. 10 december 2004 van de verdachte. (...) Het hof is van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden geen TBS met dwangverpleging moet worden opgelegd. Gelet op de buitengewone ernst van de bewezenverklaarde feiten, het feit dat verdachte reeds meermalen voor strafbare feiten soortgelijk aan de zedendelicten als thans bewezenverklaard tot forse gevangenisstraffen is veroordeeld, gelet op de grote kans op herhaling alsmede het sombere vooruitzicht ingeval van behandeling dient -ondanks het oordeel van het hof omtrent de toerekenbaarheid van de bewezen feiten - aan verdachte een straf te worden opgelegd, waarbij de maatschappij maximaal tegen de verdachte wordt beschermd. Het hof acht dan ook levenslange gevangenisstraf geboden.
Partij(en)
Rolnummer: 22-002703-05
Parketnummer: 09-757123-04
Datum uitspraak: 9 februari 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 24 maart 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
Manodj-Kumar H[.]
thans verblijvende in PI Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 januari 2006.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie gewijzigd.
Van de dagvaarding (A1) en van de vordering wijziging tenlastelegging (A2) zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 5 primair en 6 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2, 3, 4 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, met beslissing omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis en met beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] als in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is blijkens een mededeling ter terechtzitting niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 6 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2, 3, 4 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
- 8.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1 eerste alternatief/cumulatief tenlastegelegde
De raadsman heeft bij pleidooi aangevoerd dat van het onder 1 eerste alternatief/cumulatief tenlastegelegde ten aanzien van [slachtoffer1] niet het medeplegen van moord doch alleen het medeplegen van doodslag kan worden bewezenverklaard, nu de verdachte [slachtoffer1] door kwaadheid in een opwelling heeft gedood.
Door de redactie van de tenlastelegging, die, aldus de raadsman, gesplitste lezing onmogelijk maakt, kan nu er ten aanzien van [slachtoffer1] sprake is van het medeplegen van doodslag, ook ten aanzien van [slachtoffer2] slechts het medeplegen van doodslag worden bewezenverklaard en niet het medeplegen van moord.
Het hof komt niet toe aan bespreking van dit laatste verweer, daar het hof niet alleen het medeplegen van moord op [slachtoffer2] maar ook het medeplegen van moord op [slachtoffer1] bewezen acht.
Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat verdachte met zijn mededader R[.] tevoren het plan heeft gemaakt om [slachtoffer2] en diens moeder [slachtoffer1] te beroven. Daarbij is afgesproken dat [slachtoffer2] dood moest omdat hij de verdachte zou kunnen herkennen.
Nadat op 6 januari 2004 de uitvoering van het plan werd verijdeld doordat de huishoudelijke hulp van [slachtoffer1] de woning binnenkwam zijn de verdachte en zijn mededader op 7 januari 2004 opnieuw onder een vals voorwendsel de woning van [slachtoffer1] binnengekomen, waar die dag ook weer [slachtoffer2] aanwezig was.
Na enige tijd is [slachtoffer2] in de keuken met een deegroller mishandeld en overeenkomstig de gemaakte afspraak om het leven gebracht. Mevrouw [slachtoffer1] is vastgepakt, geslagen, naar de grond geduwd, naar de slaapkamer gesleept, aan armen en benen geboeid en haar mond is met plakband dichtgeplakt. Intussen is de woning doorzocht op zoek naar geld en waardevolle voorwerpen.
Teneinde het telefoonnummer te verkrijgen van een andere zoon van [slachtoffer1], te weten [benadeelde partij] die de financiën van haar en van [slachtoffer2] beheerde en daartoe hun pinpassen met pincodes in bezit had, is een sjaal om de nek van [slachtoffer1] gebonden en meermalen strak getrokken met het doel [slachtoffer1] het gewenste telefoonnummer te laten noemen. Alsdan zou volgens plan die [benadeelde partij] naar de woning van zijn moeder worden gelokt en zouden hem op gewelddadige wijze de pinpassen met pincodes afhandig worden gemaakt.
Toen [slachtoffer1] meerdere malen het verlangde telefoonnummer niet wilde of kon verstrekken werd de verdachte boos.
Hij legde een dubbele knoop in eerdergenoemde sjaal en besloot vanaf dat moment ook [slachtoffer1] om het leven te brengen. Daarna is hij nog ongeveer een half uur bezig geweest om haar te doden door haar neus dicht te knijpen en te proberen haar te wurgen. Nadat dit een aantal malen mislukte is [slachtoffer1] uiteindelijk door verdachte met hulp van zijn mededader gewurgd door omsnoering van de hals, tengevolge waarvan [slachtoffer1] is komen te overlijden.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten komt het hof tot het navolgende oordeel.
Vast staat dat [slachtoffer2] overeenkomstig een tevoren beraamd plan om het leven is gebracht. Voorts staat vast dat de verdachte op een zeker moment in de woning van [slachtoffer1] de beslissing heeft genomen, dat ook zij gedood moest worden. Daartoe heeft hij meerdere, aanvankelijk tevergeefse, pogingen ondernomen. Uiteindelijk is het hem met hulp van zijn mededader na ongeveer een half uur gelukt [slachtoffer1] te wurgen. Hieruit blijkt, dat de verdachte na te hebben beslist dat ook [slachtoffer1] dood moest, ook ten aanzien van die [slachtoffer1] na kalm beraad en rustig overleg doelbewust heeft gehandeld. Er is voor de verdachten voldoende tijd geweest om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daden en zich daarvan rekenschap te geven. Zij zijn echter telkens doelbewust doorgegaan op de ingeslagen weg. Derhalve heeft de verdachte zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan medeplegen van moord op zowel [slachtoffer2] als op [slachtoffer1].
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1 eerste alternatief/cumulatief: Medeplegen van moord, meermalen gepleegd.
2: Een ander ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die ander minderjarig is, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
3: Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
4 primair: Medeplegen van verkrachting, meermalen gepleegd.
5 subsidiair: Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander op gewelddadige wijze twee weerloze mensen in hun eigen woning vermoord.
Door zo te handelen heeft de verdachte op grove wijze hen hun kostbaarste rechtsgoed, het recht op leven, ontnomen en heeft hij de nabestaanden onnoemlijk leed berokkend en de rechtsorde zeer ernstig geschokt.
Daarnaast heeft de verdachte, uit financieel oogmerk onder gebruikmaking van manipulatieve handelingen, jonge en kwetsbare meisjes in een van hem afhankelijke positie gebracht en hen bewogen tot het verrichten van seksuele handelingen met derden tegen betaling.
Voorts heeft de verdachte vergaande seksuele handelingen gepleegd met meerdere minderjarige meisjes en één meerderjarig meisje. De verdachte pleegde deze feiten ter bevrediging van zijn persoonlijke lustgevoelens, zonder stil te staan bij de mogelijk langdurig voortdurende nadelige psychische gevolgen voor de slachtoffers.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 10 januari 2006, meermalen is veroordeeld voor het plegen van zedendelicten en andersoortige strafbare feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Het hof heeft in het bijzonder gelet op de veroordeling van verdachte op 27 september 1995 door de rechtbank te 's-Gravenhage wegens verkrachting, meermalen gepleegd, tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. Voorts dat hij op 12 oktober 1999 door de rechtbank te 's-Gravenhage wegens diefstal met geweld, bedreiging met geweld en wegens feitelijke aanranding van de eerbaarheid is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en dat hij op 27 september 2001 door de rechtbank te 's-Gravenhage wegens verkrachting is veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: het PBC) d.d. 10 december 2004 van de verdachte.
Aan de rapportage van het PBC ontleent het hof het volgende:
Uit het psychologisch onderzoek:
"Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten kan over het geheel genomen gesteld worden dat het gedrag van de verdachte, ofschoon het berekenend overkomt, in belangrijke mate gestuurd werd door zijn
persoonlijkheidsproblematiek die gekenmerkt wordt door een ingewikkelde vermenging van egocentrisme, agressie, woede, manipulatie en een gebrek aan inlevingsvermogen, waardoor hij zich niet door de realiteit liet weerhouden van het plegen van vreemde en vergaand (seksueel) agressieve delicten.
In zijn gedrag maakt hij de ander tot object, tot een middel waarmee hij zijn behoeften kan bevredigen of zijn doelen kan bereiken. Hij voelt nauwelijks wat er in de ander omgaat en kan daarom de ander exploiteren en schaden. Vanuit de defecte basis van zijn persoonlijkheid is hij steeds opnieuw geneigd om de grenzen van anderen te overschrijden en om hen te misbruiken."
Uit het psychiatrisch onderzoek:
"Bij de verdachte is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met narcistische, antisociale en borderline trekken, ontstaan ten gevolge van ernstige emotionele en pedagogische verwaarlozing. Deze stoornis wordt gekenmerkt door een ernstige ontwikkelings-stagnatie. Bij de verdachte is nog sprake van een zogenaamde 'grandiose self', dat wil zeggen dat hij zich nog, net als het zeer klein kind, als het middelpunt van het universum ziet, waarin anderen op zijn hoogst een plaats hebben voorzover ze aan hem dienstbaar zijn. In zijn handelen wordt de verdachte gestuurd door een heftig, niet gedifferentieerd (seksueel en agressief) driftleven. Hij is hierbij gespeend van enig meegevoel jegens de ander, die voor hem immers niet als een onderscheiden persoon met eigen wensen en verlangens bestaat.
Het tenlastegelegde kan in het licht van bovenstaande persoonlijkheidsontwikkeling als volgt worden begrepen.
In het tenlastegelegde sub 1 bedacht de verdachte - calculerend - wie het gemakkelijkste slachtoffer zou zijn en hoe het gekozen slachtoffer het meeste geld op zou leveren. Onderliggend was echter de geschetste persoonlijkheidsproblematiek de aandrijvende kracht, omdat hij zich vanuit zijn egocentrisme, het ontbreken van empathie met de ander, die voor hem vooral bestaan als object waarmee hij zijn behoeften kan bevredigen, en door zijn ongedifferentieerde driftleven, in de planning van het tenlastegelegde sub 1 niet liet remmen door meer reële inschattingen en overwegingen.
Ook in het tenlastegelegde sub 2 lijkt het berekenende aspect in eerste instantie de boventoon te voeren, maar ook hier is bij nadere beschouwing doorslaggevend dat tengevolge van de stoornis onvoldoende weerstand kan worden geboden tegen de exploitatie van de slachtoffers.
In het tenlastegelegde sub 3 werkte de stoornis eveneens door, waarbij van belang is dat de verdachte in seksueel opzicht - zij het niet exclusief - gericht lijkt op minderjarige meisjes. Hierbij speelt zeker een rol dat zij voor de verdachte relatief gemakkelijke slachtoffers zijn. Verdachte's seksualiteitsbeleving is ongedifferentieerd, zowel omdat in de lustbeleving agressieve en seksuele componenten vermengd zijn gebleven, als ten aanzien van de objectkeuze: hij richt zich op wie zich maar aandient."
Uit de conclusie:
"De verdachte was ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend."
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Uit het advies:
"De kans op herhaling van ernstig agressieve feiten en zedendelicten, als thans tenlastegelegd is groot.
De verdachte zal in zijn omgang met de buitenwereld voortdurend, en met het voortschrijden van zijn leeftijd zelfs in toenemende mate, geconfronteerd blijven worden met de behoefte zijn lusten, behoeften en verlangens te bevredigen en met de neiging dit te realiseren op een wijze die anderen daarvan slachtoffer doet worden. Dat hierbij in de toekomst, zoals in het tenlastegelegde sub 1, dodelijke slachtoffers vallen is niet uit te sluiten.
De prognose van behandeling - in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS), met bevel tot verpleging van overheidswege - die naar verwachting geruime tijd in beslag zal nemen, is somber."
Ter terechtzitting is de rapporterend psychiater van het PBC, W. Malkus, als getuige-deskundige gehoord. Hij heeft verklaard dat de geconstateerde ernstige persoonlijkheidsstoornis, doordat die op zeer jonge leeftijd is ontstaan, van dien aard is dat deze als zodanig niet behandeld kan worden. Wel kan geprobeerd worden verdachte te leren dat gedrag, als door hem vertoond, niet acceptabel is en dus achterwege dient te blijven.
Ter terechtzitting heeft het hof geenszins de overtuiging gekregen dat verdachte enig doorvoeld begrip heeft voor de slachtoffers of voor hun nabestaanden.
Evenmin ziet het hof aanwijzing voor een mogelijke ontwikkeling in zijn karakter die uitzicht biedt op een verkleining, vroeger of later, van de kans op herhaling van feiten als thans bewezenverklaard. Het hof acht de kans op herhaling van zware delicten zeer groot, mede gelet op de uitkomst van het onderzoek in het PBC.
In de gegeven omstandigheden staat het hof voor de vraag of het verantwoord is aan de verdachte, zoals door de raadsman van de verdachte is verzocht, een tijdelijke, gematigde gevangenisstraf in combinatie met TBS, met verpleging van overheidswege, op te leggen. Anders dan de raadsman acht het hof dit in het licht van het voorgaande, niet verantwoord. De prognose van behandeling die naar verwachting geruime tijd in beslag zal nemen, is, zoals hierboven reeds vermeld, somber.
Het hof is van oordeel dat onder de geschetste omstandigheden geen TBS met dwangverpleging moet worden opgelegd.
Gelet op de buitengewone ernst van de bewezenverklaarde feiten, het feit dat verdachte reeds meermalen voor strafbare feiten soortgelijk aan de zedendelicten als thans bewezenverklaard tot forse gevangenisstraffen is veroordeeld, gelet op de grote kans op herhaling alsmede het sombere vooruitzicht ingeval van behandeling dient -ondanks het oordeel van het hof omtrent de toerekenbaarheid van de bewezen feiten - aan verdachte een straf te worden opgelegd, waarbij de maatschappij maximaal tegen de verdachte wordt beschermd.
Het hof acht dan ook levenslange gevangenisstraf geboden.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het onder 3 bewezenverklaarde is begaan.
Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurdverklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen op de beslaglijst onder 2 tot en met 3 vermeld dienen, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, terug te worden gegeven aan de verdachte.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] (vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger]) zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van EUR 6.236,95.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, groot EUR 6.000,- en niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van EUR 6.000,- materiële schade is geleden. Aannemelijk is geworden dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het tenlaste van de verdachte onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot voornoemd bedrag worden toegewezen.
Voor het overige acht het hof de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het onderhavige strafproces.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 eerste alternatief/cumulatief bewezenverklaarde feiten is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 6.000,- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 5 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste alternatief/cumulatief, 2, 3, 4 primair en 5 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot LEVENSLANGE gevangenisstraf.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, genummerd 1 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen voorwerpen, genummerd 2 tot en met 3 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van EUR 6.000,- (zesduizend euro) en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij, voorzover hij niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, deze vordering in zoverre bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in verband met zijn vordering heeft gemaakt - welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verstaat dat gehele of gedeeltelijke betaling van voormeld bedrag door de mededader de veroordeling van de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] met eenzelfde bedrag doet verminderen.
Legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 6.000,- (zesduizend euro)
Verstaat dat de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt te vervallen voorzover de mededader heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer en omgekeerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Zandbergen, mr. Bruinsma en mr. Van den Broek, in bijzijn van de griffier
mr. Bromet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 februari 2006.