Einde inhoudsopgave
Derdenbeslag (BPP nr. I) 2003/5.2.1
5.2.1 Inleidende opmerkingen
Mr. L.P. Broekveldt, datum 31-03-2003
- Datum
31-03-2003
- Auteur
Mr. L.P. Broekveldt
- JCDI
JCDI:ADS398099:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie met name G. Parser, preadvies NJV, 1932, § 11, 12, 40, 46 t/m 49 en 51; Kluwer Rv-oud (lansen), aant. bij de art. 741-754; Star BusmannfRuttenfAriëns, Hoofdstukken, 1972, nrs. 466-467; zie ook nog N. de Beneditty, 'Problemen in de verklaringsprocedure', NJB 1936 (afl. 14), p. 305 e.v.
Zie daarvoor M. Ynzonides, 'De verplichtingen tot het doen van verklaring en afgifte bij derdenbeslag naar NRv', Adv.bl. 1991 (afl. 17) p. 490-493; J.M. Oberman-Moll van Charante, 'Het executoriaal derdenbeslag, door de derde nader bezien', in: Te Pas (P.A. Stein-bundel), 1994, p. 201-210; H. Stein, 'De verplichtingen van de derde-beslagene', Adv.bl. 1994 (afl. 2), p. 61-65; Dl van der Kwaak, 'Wanneer mág de derde-beslagene verklaring doen?', NJB 1994 (afl. 44), p. 1529-1531; zie ook nog R.M.M.M. Schreuders, 'Het executoriaal verhaalsbeslag onder derden', De Gerechtsdeurwaarder 1997 (afl. 10), p. 246-251.
Dat zijn:Mijnssen, Materieel beslagrecht, 1992, hfst.111, p. 66-85; Kluwer Rv (Stein/Van Mierlo), aant. bij art. 475-479; Oudelaar, Recht halen, 2000, p. 84-100 (executoriaal derdenbeslag) en p. 147-148 (conservatoir derdenbeslag); Vademecum Executie en Beslag (Van Oven), 2001, hfst. 8; SteinfRueb, Compendium, 2002, p. 322-341 (executoriaal derdenbeslag) en p. 359-360 (conservatoir derden-beslag); zie ook H.A. Stein, Beslag en executie, 2002, p. 61-88.
Genoemd kunnen hier worden: HugenholzfHeemskerk, Hoofdlijnen, 2002, nrs. 221-229; Snijders/Ynzonides/Meijer, 2002, nrs. 441-445 (conservatoir derdenbeslag) en nr. 451 (executoriaal derdenbeslag). Hetzelfde geldt voor H. Stein/H.A. Stein, Goed beslagen, 2002, p. 21 e.v.
Dat heeft overigens het voordeel dat zowel oudere literatuur als ook onder het oude derdenbeslagrecht gevormde jurisprudentie nog steeds van belang is om te raadplegen. Dat is alleen anders voor die onderdelen van het huidige beslag- en executierecht, die een abrupte breuk vormen met het vóór 1 januari 1992 geldende recht, zoals bij derdenbeslag met name de regeling van het cumulatief beslag (art. 478).
209. Wat bij de bestudering van het derdenbeslag door de loop der jaren heen is opgevallen, is dat aan de rechtspositie van de derde-beslagene in de literatuur betrekkelijk weinig aandacht is besteed. Dat geldt zowel voor het oude recht1 als ook, zij het zeker in mindere mate, het huidige recht. De auteurs2 die betrekkelijk recent over het huidige derdenbeslagrecht hebben geschreven, hebben dat rechtsgebied overigens ongetwijfeld met het oog op de toepassing er van in de praktijk - meer beschreven, dan dat zij - enige uitzonderingen daargelaten3 - dit onderdeel van het beslagrecht werkelijk inhoudelijk hebben beoordeeld en becommentarieerd. Ook in de meeste handboeken4 zal men niet een dieper gaande beschouwing vinden over het derdenbeslagrecht en de verschillende daarbij betrokken personen en rechtsverhoudingen, laat staan over de materieel- en procesrechtelijke aspecten van de positie van de derde-beslagene, zowel ten opzichte van de beslagdebiteur als de beslaglegger. Een dergelijke beschouwing had eigenlijk ook niet mogen ontbreken in de wetsgeschiedenis van het nieuwe derdenbeslagrecht. Dit wordt niet anders doordat, hoewel het tegendeel soms wel eens lijkt te worden verondersteld, het huidige derdenbeslagrecht weliswaar op een aantal onderdelen ingrijpend is gewijzigd én ook uitgebreid, maar deze beslagvorm op zich zelf en in zijn kern genomen ongewijzigd is gebleven.5 Dat geldt ook voor de materieelrechtelijke kanten van de positie van de derde-beslagene, zoals met betrekking tot de hem toekomende verweermiddelen die hij aan zijn rechtsverhouding tot de beslagdebiteur kan ontlenen en aan de beslaglegger kan tegenwerpen. Het zijn ondermeer deze aspecten, die tot dusverre wetenschappelijk onderbelicht zijn gebleven, waaraan in dit hoofdstuk (§ 5.5) veel aandacht zal worden besteed. De herziening van het derdenbeslagrecht had dan ook een goede aanleiding kunnen zijn om deze rechtsfiguur en de daarbij betrokken 'spelers', onder wie niet in de laatste plaats de daarin geheel buiten zijn wil betrokken derde, opnieuw te overdenken en aan een grondiger analyse te onderwerpen.