RvdW 2018/726
Borgtocht. Mogelijkheid van ontbinding. Eenzijdige overeenkomst. Rechtsbetrekking die strekt tot het wederzijds verrichten van prestaties (art. 6:261 lid 2 BW).
HR 15-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:915
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 juni 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, C.E. du Perron, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
17/01316
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:915, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:206, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑05‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑02‑2017
- Wetingang
Art. 6:154, 6:261, 6:265, 7:850 BW
Essentie
Borgtocht. Mogelijkheid van ontbinding. Eenzijdige overeenkomst. Rechtsbetrekking die strekt tot het wederzijds verrichten van prestaties (art. 6:261 lid 2 BW).
Borgtocht is naar haar aard niet een wederkerige, maar een eenzijdige overeenkomst omdat alleen de borg een verbintenis op zich neemt. Verplichtingen voor de schuldeiser die uit de borgtocht (kunnen) voortvloeien, zoals de verplichting op grond van art. 6:154 BW of een jegens de borg in acht te nemen zorgvuldigheidsverplichting, maken de borgtocht niet wederkerig aangezien deze verplichtingen niet op de schuldeiser komen te rusten ‘ter verkrijging’ van hetgeen waartoe de borg zich verbindt. Wanneer de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.