Hof 's-Hertogenbosch, 21-07-2016, nr. 200 183 171, 01
ECLI:NL:GHSHE:2016:5913
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-07-2016
- Zaaknummer
200 183 171_01
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2016:5913, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑07‑2016; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2017:533
- Wetingang
art. 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
Uitspraak 21‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Toepassing van wisselbepaling van artikel 69 Rv
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Zaaknummer: 200.183.171/01
Uitspraakdatum: 21 juli 2016
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. H.H.G. Theunissen te Roermond,
tegen:
[geïntimeerde 1] ,
en
[geïntimeerde 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verweerders,
hierna te noemen: [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ,
advocaat: mr. P.J.H.C. Glenz te Landgraaf,
op het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 24 december 2014 en 23 september 2015 gewezen beschikkingen ex art. 96 Rv tussen [appellante] enerzijds en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] anderzijds.
1. Het geding in eerste aanleg ( zaaknummer: 3107697 OV VERZ 14-108)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde beschikkingen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 22 december 2015, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen voormelde beschikkingen.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben een verweerschrift ingediend (ingekomen ter griffie op 16 februari 2016).
2.2.
Het hof overweegt dat [appellante] ten onrechte bij beroepschrift hoger beroep heeft ingesteld. De inzet van de procedure in eerste aanleg was de verkrijging van - zakelijk weergegeven - een verklaring voor recht over de eigendomsgrenzen van twee percelen. Tevens vordert [appellante] kort gezegd ontruiming van een stuk grond op verbeurte van een dwangsom. Partijen hebben deze, in beginsel niet-kanton dagvaardingszaak, op de voet van art. 96 Rv ter behandeling en beoordeling aan de kantonrechter voorgelegd.
De kantonrechter heeft zijn uitspraken niet aangeduid als “vonnissen”, maar als “beschikkingen”. Het hof overweegt dat dit de kantonrechter geheel vrijstond nu ingevolge het bepaalde van het in Boek 1, Titel II De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg geplaatste art. 96 Rv het geding wordt gevoerd op de wijze als door de kantonrechter bepaald. Dit betekent overigens niet dat de zaak voor het aanwenden van hoger beroep niet langer meer als dagvaardingszaak heeft te gelden. In het kader van het gesloten stelsel van de verzoekschriftprocedure moeten (alleen) met een verzoekschrift worden ingeleid de zaken waarvan dit uit de wet voortvloeit. Uit de wet vloeit niet voort dat de vorderingen van [appellante] met een verzoekschrift moeten worden ingeleid zodat onderhavige zaak een dagvaardingszaak betreft (art. 78 lid 1 jº 261 Rv). Weliswaar maakt art. 96 Rv voor de procedure in eerste aanleg hierop een uitzondering, maar die uitzondering werkt niet door in hoger beroep. Dat betekent dat [appellante] het hoger beroep ten onrechte met een beroepschrift heeft ingediend in plaats van met een appeldagvaarding.
2.3
Gelet op het bepaalde in artikel 69 lid 2 Rv, dient het hof de zaak te verwijzen naar een kamer van dit hof die belast is met de behandeling van dagvaardingsprocedures met bevel dat de procedure volgens de regels van de dagvaardingsprocedure zal worden voortgezet in de stand waarin zij zich bevindt. Nu verweerders reeds zijn opgeroepen en ook in de verzoekschriftprocedure zijn verschenen en een verweerschrift hebben ingediend, kan hun oproeping bij exploot achterwege blijven.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen. Aangezien inmiddels een beroepschrift en een verweerschrift is ingediend zal het hof de zaak op de rol plaatsen voor beraad partijen.
2.4
Het hof heeft daags voor de geplande mondelinge behandeling van het beroepschrift op 20 juli 2016 partijen op de hoogte gesteld van het voornemen om de wisselbepaling van art. 69 Rv toe te passen. Partijen hebben zich telefonisch aan het oordeel van het hof gerefereerd en aangegeven dat zij niet ter mondelinge behandeling zouden verschijnen.
3. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 16 augustus 2016 opdat een kamer van dit hof die belast is met de behandeling van dagvaardingsprocedures de zaak in behandeling zal nemen en beveelt dat de procedure met inachtneming van de regels van de dagvaardingsprocedure wordt voortgezet;
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen te staan voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, L.Th.L.G. Pellis en A.J. Coster en uitgesproken op 21 juli 2016.