De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.1:10.3.1 Gedragsregels voor partijen en rechter. Bron van buitenwettelijke eisen aan de uitoefening van wettelijke bevoegdheden
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.1
10.3.1 Gedragsregels voor partijen en rechter. Bron van buitenwettelijke eisen aan de uitoefening van wettelijke bevoegdheden
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375025:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie supra, par. 73.6.
Hiermee is echter niet gezegd dat een in strijd met de goede procesorde uitgeoefende bevoegdheid altijd verstoken zal blijven van het daarmee beoogde rechtsgevolg. Soms is daarvoor immers vereist dat een partij zich op de schending van de goede procesorde beroept. Zie supra, par. 73.6.
HR 25 juni 1993, NJ 1993, 630.
HR 16 november 2001, NJ 2002, 401 (HJS), JBPr 2002/1 (Teuben).
HR 19 oktober 2001, NJ 2001, 653.
Zie o.m. HR 2 maart 2001, NJ 2001, 584 (Wortmann) en HR 2 februari 1990, NJ 1990, 795 (EAAL en JBMV).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
579. Bij de beschrijving van de aard van (verwijzingen naar) de eisen van een goede procesorde werd gesteld dat deze eisen in de rechtspraak fungeren als bron van gedragsregels en als bron van recht voor het concrete geval (ius in causa).1 Echter, ook in die gevallen waarin de rechter naar de eisen van een goede procesorde verwijst ter legitimatie van een sterk op de specifieke omstandigheden van het aan hem voorliggende geval betrokken beslissing, zonder een algemene regel te formuleren, valt de algemene regel te onderkennen dat de gang van zaken binnen een procedure in overeenstemming moet zijn met die eisen van een goede procesorde. Deze algemene regel laat zich opsplitsen in de regel dat de procesvoering van partijen aan de eisen van een goede procesorde moet voldoen, en de regel dat de rechtspleging door de rechter daaraan (of meer in het bijzonder aan de eisen van een goede rechtspleging) moet voldoen.
Ziet men het burgerlijk procesrecht als een stelsel van doelgebonden bevoegdheden, toegekend aan rechter en partijen, dan volgt uit het bovenstaande dat elke bevoegdheid moet worden uitgeoefend op een wijze die overeenstemt met de eisen van een goede procesorde. Negatief geformuleerd: processuele bevoegdheden mogen niet worden uitgeoefend in strijd met de eisen van een goede procesorde. Afwezigheid van strijd met de eisen van een goede procesorde kan dan ook worden beschouwd als een voorwaarde voor de geslaagde uitoefening van een processuele bevoegdheid.2
Daarmee stellen de eisen van een goede procesorde grenzen aan de omvang van processuele bevoegdheden en bepalen zij tevens nader de inhoud van die bevoegdheden.
In de zaak ABP/Sun Alliance3 oordeelde de Hoge Raad bijvoorbeeld dat het, gezien de bijzondere omstandigheden van die zaak, uit het oogpunt van een goede procesorde op de weg van het ABP had gelegen om niet te volstaan met een algemeen aanbod om bewijs te leveren door het doen horen van bepaalde getuigen. Aan de uitoefening van de bevoegdheid om getuigen te doen horen, zie art. 166 Rv, werden kortom met een beroep op de goede procesorde nadere eisen gesteld.
Meer van het concrete geval geabstraheerd oordeelde de Hoge Raad in het arrest Ajax/Valk4 bijvoorbeeld dat het stellen van de eis dat inschrijving van een zaak ter rolle slechts kan geschieden tegen overlegging van de originele en complete dagvaarding en het origineel van een eventueel herstelexploot, strookt met de eisen van een behoorlijke rechtspleging, ook al stelt de wet die eis niet met zoveel woorden.
Evenzo bleek uit het arrest Rijpkema/KBS5 dat de goede procesorde zich ertegen verzet, dat de bevoegdheid tot zuivering van verstek op zodanige wijze wordt uitgeoefend, dat met die zuivering nodeloos en met het doel om het evenwicht in de procedure te verstoren wordt gewacht. De wettelijke regeling noemt de eisen van een goede procesorde niet als criterium waaraan de toelaatbaarheid van een zuivering van verstek moet worden getoetst.
Ook bevoegdheden van de rechter worden op door de eisen van een goede procesorde begrensd en 'ingekleurd'. Zo zal de rechter volgens de Hoge Raad bij de beslissing om in een verzoekschriftprocedure al dan niet bepaalde belanghebbenden op te roepen, de eisen van een behoorlijke rechtspleging in acht moeten nemen.6 Voorts zij gewezen op de uitspraken waarin de Hoge Raad vonnissen of beschikkingen als strijdig met goede procesorde vernietigde, omdat de lagere rechter partijen voor een ontoelaatbare verrassing had gesteld.7