Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1300/2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006
Artikel 7 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2013
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1300/2013)
- Inwerkingtreding
21-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1300/2013)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.
De in artikel 5, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie met ingang van 21 december 2013 tot en met 31 december 2020.
3.
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5.
Een overeenkomstig artikel 5, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.