Einde inhoudsopgave
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.4.3.2
2.4.3.2 De (vordering tot het geven van een) voorlopige voorziening
mr. B.J. Engberts, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
mr. B.J. Engberts
- JCDI
JCDI:ADS617798:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Voetnoten
Voetnoten
Zie o.a. HR 22 januari 1982, NJ 1982/505, m.nt. W.H. Heemskerk en HR 14 april 2000, NJ 2000/489, m.nt. DWFV.
Zie o.a. HR 4 maart 1938, NJ 1938/948, HR 14 februari 1946, NJ 1947/155 en Blaauw 2002, p. 191.
Tonkens-Gerkema 2014, (T&C Rv), art. 254 Rv, aant. 6.
HR 8 februari 1946, NJ 1946/166) ten aanzien van verwerking van grondstoffen, HR 12 februari 1947, NJ 1947/157, m.nt. E.M. Meijers, ten aanzien van plaatsing op een kieslijst en HR 11 februari 1994, NJ 1994/ 651, m.nt. H.J. Snijders), r.o. 3.3 ten aanzien van een uitspraak die in de plaats kan treden van medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak.
HR 29 oktober 1993, NJ 1994/107.
HR 2 april 1976, NJ 1977/361. Heemskerk heeft in zijn noot onder dit arrest tevergeefs gepleit voor het aannemen van de bevoegdheid van de kortgedingrechter wel een verklaring voor recht te geven.
Zie bijvoorbeeld HR 29 januari 1943, NJ 1943/198, 5 december 1952, NJ 1953/767, HR 2 oktober 1998, NJ 1999/682 en, voor wat betreft bewijslastverdeling en weigering van de gevraagde voorziening in verband met noodzaak tot nadere bewijslevering, HR 21 april 1978, NJ 1979/194.
Tonkens-Gerkema 2014, (T&C Rv), art. 254 Rv, aant. 12.
In hoger beroep zal de voor de vermeerdering van de eis voorgeschreven procedure ter rolzitting van korte gedingen van het hof toepassing kunnen vinden; mondelinge verandering of vermeerdering van de eis is dan niet toegelaten.
De meest voorkomende voorzieningen zijn bevelen in de vorm van geboden of verboden. Op overtreding van een dergelijk bevel wordt veelal een dwangsom gesteld en/of een machtiging tot reële executie door de eisende partij afgegeven. De rechter kan beide slechts op vordering van een partij uitspreken. Een voorziening strekkende tot betaling van een geldsom is in kort geding toewijsbaar, zij het dat daarbij verzwaarde motiveringseisen gelden.1
Een verbod is mogelijk bij een inbreuk en tevens bij een dreigende inbreuk.2 De rechter kan de voorziening in tijd beperken en er voorwaarden aan verbinden. Het gaat bijvoorbeeld om een opschortende voorwaarde, zoals het stellen van een bankgarantie of het verschaffen van andere zekerheid, dan wel om een ontbindende voorwaarde. Een voorwaarde met de strekking dat eiser aan de ontruimingsveroordeling geen rechten kan ontlenen als de gedaagde de huurachterstand binnen een bepaalde termijn zal hebben voldaan is bijvoorbeeld veelvoorkomend bij ontruimingsveroordelingen.3
Dat de gevraagde voorziening feitelijk onomkeerbare gevolgen heeft is op zichzelf geen grond de voorziening ongeschikt te achten voor kort geding.4Art. 257 Rv richt zich immers niet tot de rechter in kort geding, maar tot de rechter die van het bodemgeschil kennisneemt. Verder is de voorzieningenrechter vrij een minder vergaande voorziening te geven dan wordt gevorderd.5 Het is vaste jurisprudentie dat de voorzieningenrechter geen verklaring voor recht kan geven.6
Aangenomen wordt dat de gewone regels omtrent stelplicht, bewijslast en bewijs in kort geding niet van toepassing zijn.7
Ook in kort geding is vermeerdering of wijziging van de eis mogelijk. Deze kan slechts worden geweigerd indien hij in strijd is met de eisen van een goede procesorde (art. 130 Rv). Aangenomen wordt dat de wijziging tijdens de mondelinge behandeling nog kan worden verzocht. Hoewel verdedigd wordt dat de eiswijziging mondeling kan geschieden, moet ingevolge art. 11.1 Procesreglement kort geding de wijziging wel (tevens) op schrift worden gedaan, zo nodig ter zitting (waarbij ondertekening door de advocaat niet is vereist). Daarnaast moet de voorgenomen eiswijziging in beginsel zo spoedig mogelijk, voorafgaand aan de zitting worden medegedeeld aan gedaagde en rechter (art. 11.1 Procesreglement kort geding). De voorzieningenrechter kan in alle gevallen, op grond van eisen van een goede procesorde, ambtshalve, of op bezwaar van de gedaagde, beslissen om de eiswijziging of vermeerdering niet toe te laten.8 De gegeven beslissing kan mondeling zijn.9
In kort geding kan een eis in reconventie worden ingesteld. Het moet uiteraard een voorlopige voorziening betreffen en er moet een spoedeisend belang zijn. Bovendien moet aan de vereisten van een reconventionele vordering zijn voldaan, zie art. 136 Rv.