Einde inhoudsopgave
Besluit 2010/427/EU tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden
Artikel 9 Instrumenten voor extern optreden en programmering
Geldend
Geldend vanaf 26-07-2010
- Bronpublicatie:
26-07-2010, PbEU 2010, L 201 (uitgifte: 03-08-2010, regelingnummer: 2010/427/EU)
- Inwerkingtreding
26-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2010, PbEU 2010, L 201 (uitgifte: 03-08-2010, regelingnummer: 2010/427/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Algemeen
EU-recht / Instituties
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Het beheer van de externe samenwerkingsprogramma's van de Unie valt onder de verantwoordelijkheid van de Commissie, onverminderd de respectieve rol van de Commissie en de EDEO bij de programmering, zoals in de volgende leden omschreven.
2.
De hoge vertegenwoordiger zorgt voor de algemene politieke coördinatie van het extern optreden van de Unie en waarborgt de eenheid, samenhang en doeltreffendheid van het extern optreden van de Unie, met name door middel van de volgende instrumenten voor externe bijstand:
- —
het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking(1),
- —
het Europees Ontwikkelingsfonds(2),
- —
het Europees instrument voor democratie en mensenrechten(3),
- —
het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument(4),
- —
het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen(5),
- —
het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid(6),
- —
het stabiliteitsinstrument, voor wat betreft de bijstand bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1717/2006(7).
3.
De EDEO draagt met name bij aan de programmerings- en beheerscyclus voor de in lid 2 bedoelde instrumenten op basis van de in deze instrumenten gestelde beleidsdoelen. De EDEO is belast met het opstellen van de onderstaande besluiten van de Commissie betreffende de strategische, over meerdere jaren gespreide maatregelen binnen de programmeringscyclus:
- i)
landentoewijzingen voor het bepalen van de totale financiële middelen voor elk gebied, onder voorbehoud van de indicatieve verdeling van meerjarig financieel kader. Per regio zal een deel van de middelen worden gereserveerd voor regionale programma's;
- ii)
landen- en regionalestrategiedocumenten;
- iii)
nationale en regionale indicatieve programma's.
Onverminderd artikel 1, lid 3, werken de hoge vertegenwoordiger en de EDEO overeenkomstig artikel 3 gedurende de hele cyclus van programmering, planning en uitvoering van de in lid 2 bedoelde instrumenten samen met de bevoegde leden en diensten van de Commissie. Alle voorstellen worden volgens de Commissieprocedures voorbereid en worden ter fine van besluit aan de Commissie voorgelegd.
4.
Met betrekking tot het Europees Ontwikkelingsfonds en het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking worden alle voorstellen, met inbegrip van voorstellen voor het wijzigen van de basisverordeningen en van de in lid 3 bedoelde programmeringsdocumenten, gezamenlijk opgesteld door de bevoegde diensten van de EDEO en van de Commissie, onder de verantwoordelijkheid van het Commissielid dat bevoegd is voor het ontwikkelingsbeleid; zij worden gezamenlijk met de hoge vertegenwoordiger ter fine van besluit aan de Commissie voorgelegd.
Andere thematische programma's dan het Europees instrument voor democratie en mensenrechten, het instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid en het in lid 2, zevende streepje, vermelde gedeelte van het stabiliteitsinstrument, worden door de bevoegde dienst van de Commissie onder leiding van het Commissielid voor ontwikkelingsbeleid opgesteld en worden met instemming van de hoge vertegenwoordiger en andere betrokken Commissieleden aan het college van Commissieleden voorgelegd.
5.
Met betrekking tot het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument worden alle voorstellen, ook die voor het wijzigen van de basisverordeningen en van de in lid 3 bedoelde programmeringsdocumenten, gezamenlijk opgesteld door de bevoegde diensten van de EDEO en van de Commissie, onder de verantwoordelijkheid van het voor het nabuurschapsbeleid bevoegde Commissielid; zij worden gezamenlijk met de hoge vertegenwoordiger ter fine van besluit aan de Commissie voorgelegd.
6.
Maatregelen in het kader van: de GBVB-begroting; het stabiliteitsinstrument met uitzondering van het in lid 2, zevende streepje, bedoelde gedeelte; het financieringsinstrument voor de samenwerking met geïndustrialiseerde landen; acties met betrekking tot communicatie en open diplomatie, en de verkiezingswaarnemingsmissies, vallen onder de verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger/de EDEO. De Commissie is verantwoordelijk voor de financiële uitvoering ervan, onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger in zijn hoedanigheid van vicevoorzitter van de Commissie. De met deze uitvoering belaste Commissiedienst wordt op dezelfde locatie ondergebracht als de EDEO.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking (PB L 378 van 27.12.2006, blz. 41).
Verordening nr. 5 tot bepaling van de wijze waarop de financiële bijdragen worden afgeroepen en overgemaakt, de begroting wordt ingericht en de middelen van het Fonds voor de ontwikkeling van de landen en gebieden overzee worden beheerd (PB 33 van 31.12.1958, blz. 681/58).
Verordening (EG) nr. 1889/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot instelling van een financieringsinstrument voor de bevordering van democratie en mensenrechten in de wereld (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 382/2001 van de Raad van 26 februari 2001 betreffende de tenuitvoerlegging van projecten ter bevordering van de samenwerking en de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en de geïndustrialiseerde landen van Noord-Amerika, het Verre Oosten en Australazië (PB L 57 van 27.2.2001, blz. 10).
Verordening (Euratom) nr. 300/2007 van de Raad van 19 februari 2007 tot invoering van een instrument voor samenwerking op het gebied van nucleaire veiligheid (PB L 81 van 22.3.2007, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument (PB L 327 van 24.11.2006, blz. 1).