Rb. Arnhem, 20-04-2011, nr. 05/703559-10 + 05/720443-10(tul)
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ1811
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
20-04-2011
- Zaaknummer
05/703559-10 + 05/720443-10(tul)
- LJN
BQ1811
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ1811, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 20‑04‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑04‑2011
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft vandaag een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden omdat hij op 19 december 2010 een winkeldiefstal heeft gepleegd bij Albert Heijn aan de Velperbuitensingel te Arnhem. Toen verdachte hierop werd aangesproken door een beveiligingsmedewerker van Albert Heijn heeft verdachte de beveiliger bedreigd met een mes. De rechtbank heeft verdachte dan ook schuldig bevonden aan diefstal met bedreiging van geweld. De rechtbank heeft met de opgelegde straf aansluiting gezocht bij straffen die doorgaans door de rechtbank voor soortgelijke zaken worden opgelegd en komt daarom lager uit dan de eis van de officier van justitie. De rechtbank heeft ook beslist dat de verdachte aan de beveiligingsmedewerker van Albert Heijn een schadevergoeding moet betalen omdat deze immateriële schade heeft geleden door de bedreiging. Verdachte heeft het delict begaan toen hij nog in de proeftijd van een vorige straf liep. Na advies van de reclassering is deze proeftijd door de rechtbank met één jaar verlengd.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer : 05/703559-10 + 05/720443-10 (tul)
Datum zitting : 6 april 2011
Datum uitspraak : 20 april 2011
Tegenspraak
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen:
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Zwolle PPC, Huub van Doornestraat 15
Zwolle.
Raadsman : mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 19 december 2010 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid wasmiddelen en/of snoepgoed, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de (Velperbuitensingel), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen K. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte die [slachtoffer] de woorden meermalen, althans eenmaal, heeft toegevoegd: "moet ik je steken" en/of (daarbij) een mes,
althans een donker metalen voorwerp, in zijn hand heeft gehouden en/of aan die [slachtoffer] heeft getoond;
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich een vordering na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05/720443-10).
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 6 april 2011 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- K.
[slachtoffer].
De officier van justitie, mr. B. Molenaar, heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat het onder verdachte inbeslaggenomen keukenmes wordt onttrokken aan het verkeer.
De officier van justitie heeft voorts verzocht dat de vordering van de benadeelde partij
- K.
[slachtoffer] wordt toegewezen, maar dat het gevorderde bedrag wordt gematigd en heeft gevorderd dat er een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 december 2010 een hoeveelheid wasmiddel en snoepgoed heeft weggenomen bij de Albert Heijn aan de Velperbuitensingel te Arnhem. Toen hij na het passeren van de kassa hierop werd aangesproken door de beveiliger van die winkel, K. [slachtoffer], heeft hij een mes getoond aan die [slachtoffer] en hij heeft daarbij de woorden toegevoegd: “Moet ik je steken”. Hieromtrent heeft verdachte verklaard dat hij enkel tot de bedreiging met geweld is overgegaan omdat hij wegwilde. Hij had zeker niet de intentie om die [slachtoffer] daadwerkelijke te steken of iets aan te doen. Dat doet echter aan een bewezenverklaring van het feit niet af.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 19 december 2010 te Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid wasmiddelen en snoepgoed, geheel toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal gelegen aan de Velperbuitensingel, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen K. [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij verdachte die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "moet ik je steken" en daarbij een mes in zijn hand heeft gehouden en aan die [slachtoffer] heeft getoond;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken
Het feit is strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
6. De motivering van de sanctie(s)
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek. Verdachte heeft een ernstig feit gepleegd dat gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt bij het slachtoffer, maar ook bij de omstanders in de winkel die getuigen waren van de bedreiging.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte enkel de intentie had om de winkel te ontvluchten, dat het een klein mesje betrof, hij geen stekende beweging heeft gemaakt en hij het mes enkel heeft getoond toen hij al een achterwaarts beweging richting de deur maakte en dus juist bij het slachtoffer vandaan liep. Daarbij komt dat verdachte in het verleden enkel voor vermogensdelicten is veroordeeld en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar geacht moet worden. Dat maakt dat een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden aan de hoge kant is. De verdediging verzoekt dit dan ook te matigen.
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij is onder meer gelet op de justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 maart 2011, een briefrapport van een psychiatrisch consult op 12 januari 2011 opgemaakt door B. Gotink psychiater NIFP Arnhem (met bijlagen) en een reclasseringsadvies ten behoeve van rechtszitting, van 30 maart 2011 opgemaakt door J.H.A. Hakvoort werkzaam bij het Leger des Heils, alle betreffende verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit. Gelet op de hoogte van straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf enigszins gematigd moet worden en zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, met behulp waarvan het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit is begaan, dient te worden verbeurd verklaard.
6a. De beoordeling van de civiele vorde¬ring(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b Sv opgave gedaan van de inhoud van de vorde¬ring, strekkende tot vergoeding van geleden schade en vordert een bedrag van € 350,-.
Uit het voegingsformulier en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte, te weten de bedreiging rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dat dit nadeel begroot moet worden op € 350,- is onvoldoende gebleken. Gelet op vergelijkbare zaken, is de rechtbank van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden schade begroot dient te worden op € 250,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
6b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling af te wijzen en de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling te verlengen. Dit omdat uit het reclasseringsrapport is gebleken dat verdachte erbij is gebaat dat het toezicht door de reclassering wordt voortgezet. De verdediging heeft hiermee ingestemd.
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de ter terechtzitting gedane vordering van de officier van justitie juist. Zij zal derhalve de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen en de proeftijd van voorwaardelijke veroordeling verlengen met één jaar.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de verbeurdverklaring van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een mes.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij K. [slachtoffer].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- -
Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan K. [slachtoffer], te betalen
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro).
- -
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- -
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding ad € 250,-, subsidiair 5 dagen hechtenis.
- -
Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer K. [slachtoffer], te betalen € 250,-, (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van volledi¬ge betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- -
Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
DE BESLISSING OP DE VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Wijst af de vordering van de officier van justitie, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 3 augustus 2010 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Verlengt de proeftijd met 1 (één) jaar, met handhaving van de destijds opgelegde bijzondere voorwaarde.
Aldus gewezen door:
mrs. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), M.A.E. Somsen en J.M.J.M. Doon, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 april 2011.