RI 2016/103
Dividenduitkering. Is het besluit tot tussentijdse uitkering van dividend op goede gronden genomen? (Hage q.q./X)
HR 23-09-2016, ECLI:NL:HR:2016:2172
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 september 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, G. de Groot, M.V. Polak, C.E. du Perron
- Zaaknummer
15/02192
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS924769:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2172, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑09‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:534, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑05‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑04‑2015
- Wetingang
Art. 2:216 BW (oud); art. 2:248 BW; art. 42, 47 Fw
Essentie
Dividenduitkering. Onbehoorlijk bestuur. Faillissementspauliana.
Is het besluit tot tussentijdse uitkering van dividend op goede gronden genomen?
Samenvatting
Enig aandeelhoudster en bestuurder C BV van vennootschap A BV verkoopt en levert op 29 februari 2008 de aandelen in de vennootschap aan B BV. Vlak voor aandelenoverdracht wordt nog een tussentijds dividendbesluit genomen door C BV en ondertekend door haar enig aandeelhouder en bestuurder, D. Op 6 juni 2008 wordt aan A BV surseance van betaling verleend, waarna op 24 juni 2008 het faillissement wordt uitgesproken.
De curator vordert primair van C BV en D betaling van het nader vast ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.